Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
6.05 Aanpassingen bij dieren
Slide 1 - Diapositive
Doel van de les
Aan het einde van deze les kun je verschillende aanpassingen aan hun omgeving noemen bij dieren en planten
Slide 2 - Diapositive
Let op!
In magister, bij de aantekeningen van vandaag staan de volgende links:
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Waterdieren
Slide 5 - Diapositive
Gestroomlijnd
kop,romp en staart gaan geleidelijk in elkaar over
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Dieren in water kunnen groot worden
worden door het water gedragen
Slide 8 - Diapositive
Landzoogdieren
Landzoogdieren
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Vidéo
Zoolganger, teenganger, topganger
Welke gangers zijn deze dieren?
Schijf de antwoorden in je schrift.
Slide 11 - Diapositive
zonder hoef
Slide 12 - Diapositive
zoolganger
beer
Slide 13 - Diapositive
Leeuw
teenganger
Slide 14 - Diapositive
topganger met hoef
paard
Slide 15 - Diapositive
Topgangers
Slide 16 - Diapositive
topgangers:
alle hoefdieren zoals:
paarden
koeien
varkens
herten
kamelen
neushoorns
geiten
ezels
giraffen
tapirs
zebra's
schapen
enz.
teengangers:
alle hond en katachtigen:
leeuwen
tijgers
wolven
poema's
cheetah's
panters
hyena's
vossen
enz.
zoolgangers:
mensen
apen
beren
knaagdieren zoals:
muizen
ratten
eekhoorns
cavia's
hamsters
konijnen
enz.
Slide 17 - Diapositive
Aanpassingen bij vogels
Slide 18 - Diapositive
Poten vogels
op een tak kunnen staan
Slide 19 - Diapositive
poten met klauwen
om hard mee te kunnen lopen
Slide 20 - Diapositive
lopen in ondiep water
poten met zwemvliezen
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Vidéo
Slide 23 - Diapositive
kegelsnavel
pincetsnavel
Slide 24 - Diapositive
haaksnavel
zeefsnavel
Slide 25 - Diapositive
Priemsnavel
Slide 26 - Diapositive
6.6: Aanpassingen bij planten
Slide 27 - Diapositive
Inleiding
Net zoals dieren hebben planten allerlei aanpassingen aan het milieu waarin ze leven. Een voorbeeld van een aanpassing bij een plant is dat bij paardenbloemen de delen boven de grond in de winter afsterven. In de wortel wordt reservevoedsel opgeslagen, hierdoor kan deze plant de winter overleven.
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
De meeste aanpassingen van planten gaan over de hoeveelheid licht of water in het milieu en huidmondjes.
Slide 30 - Diapositive
Planten in droog milieu
- Weinig huidmondjes
- Huidmondjes aan onderkant blad
- Diep verzonken huidmondjes
- Dikke waslaag op de bladeren
- Behaarde bladeren
- Kleine dikke bladeren of stekels
- Soms wateropslag in stengel
- Sterk ontwikkeld wortelstelsel
Slide 31 - Diapositive
Aanpassingen bij waterplanten
Drijvende planten hebben huidmondjes aan de bovenkant
Ondergedoken bladeren hebben geen huidmondjes
Stengels zijn slap
Stengels kunnen luchtkanalen bevatten (O2)
Slide 32 - Diapositive
Waterlelie
Leeft in water max. 4 meter diep
Wortels in de bodem
Bladeren boven het water
Huidmondjes bovenkant
Slide 33 - Diapositive
Hoe zijn planten aangepast? Warmte.
Woestijnplanten hebben lange wortels, onder de grond vinden ze water.
Woestijnplanten hebben aanpassingen zodat ze zo weinig mogelijk water verdampen.
Kleine bladeren
Waslaagje op de bladeren
Haren of stekels tegen de zon
Slide 34 - Diapositive
Hoeveelheid licht
Zonneplanten ; Groeien bij veel licht
Schaduwplanten ; Groeien het best bij weinig licht
Voorjaarsbloeiers ; schaduwplanten die vroeg bloeien
Slide 35 - Diapositive
Slide 36 - Diapositive
Maak nu de opdracht 2.05 Aanpassingen bij dieren en 2.06 Aanpassingen bij planten
2.05: Opdracht 1 t/m 9
Blz. boek: 86 t/m 89
2.06: Opdracht 1 t/m 6
Blz. boek: 90 t/m 93
timer
10:00
Slide 37 - Diapositive
Waar horen honden bij?
A
hoefgangers
B
teengangers
C
zoolgangers
Slide 38 - Quiz
Hoe heeft de poolvos zich aangepast aan zijn omgeving?
A
kleur vacht valt niet op in de omgeving
B
hij kan heel erg goed sluipen
C
zachte vacht zorgt voor warmte
D
kleine oren daardoor minder verlies van warmte
Slide 39 - Quiz
Hoe raakt de woestijnvos zijn warmte kwijt?
A
doordat hij wit is
B
doordat hij hele grote oren heeft
C
door hard te rennen
Slide 40 - Quiz
Hoe komt het dat dieren in het water zo ontzettend groot kunnen zijn?