1. Bekijk op de volgende slide de werkwoorden die je nodig hebt om de weg te kunnen wijzen. Noteer deze (+vertaling) in je schrift.
2. Zoek ook de vertaling op van de woorden in het Nederlands in de rechterkolom en noteer in je schrift.
3. Klaar? Laat controleren door je docent.
4. Schrijf nu een dialoog tussen twee personen waarin de weg wordt gevraagd (en uitgelegd). Beide personen moeten minimaal 5x een verschillend ww in de imperativo gebruiken. Gebruik hierbij de afbeelding van slide nr 27.
5. Laat je dialoog controleren door je docent en oefen totdat je deze uit je hoofd kan doen.
6. Klaar? Probeer nu je klasgenoot door