Unidad 6: En la oficina.3

¡Bienvenidos!
  • Presentie (Sí, presente, no está)
  • Terugblik 
  • Unidad 6, página 104-105 ->Trappen van
      vergelijking 
  • Examentraining 

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

¡Bienvenidos!
  • Presentie (Sí, presente, no está)
  • Terugblik 
  • Unidad 6, página 104-105 ->Trappen van
      vergelijking 
  • Examentraining 

Slide 1 - Diapositive

Om welke persoonsvorm gaat het?:
Vais
A
ellos
B
ellas
C
ustedes
D
vosotros

Slide 2 - Quiz

Om welke persoonsvorm gaat het?: Voy
A
yo
B
C
ella
D
ellos

Slide 3 - Quiz

Om welke persoonsvorm gaat het?: Van
A
usted
B
ustedes
C
vosotros
D

Slide 4 - Quiz

Om welke persoonsvorm gaat het?: Vamos
A
yo
B
C
nosotras
D
vosotros

Slide 5 - Quiz

Om welke persoonsvorm gaat het?:
Va
A
nosotros
B
ustedes
C
ella
D

Slide 6 - Quiz

Om welke persoonsvorm gaat het?: Van
A
ellos
B
usted
C
vosotras
D

Slide 7 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans: Wij gaan werken

Slide 8 - Question ouverte

Wat betekent: Voy a dormir

Slide 9 - Question ouverte

Ana y Luis siempre van ............ autobús a la escuela y yo voy ........ pie.
A
en, a
B
con, a
C
a, en
D
en, en

Slide 10 - Quiz

Última pregunta:
Mañana voy a ir ........... compras.

A
a
B
de
C
en
D
con

Slide 11 - Quiz

 Trappen van vergelijking

  • STELLENDE TRAP / Vergelijkende trap
Jan is net zo groot als Lisa. 
  • VERGROTENDE TRAP
Miguel is groter dan Elena. 
  • OVERTREFFENDE TRAP
Alejandro is de grootste
                                                                                                              

Slide 12 - Diapositive

Trappen van vergelijking
  • Vergelijkende trap (net zo .. als / even ...als...
    Tan + bijvoeglijk naamwoord + como 
  • Pablo en tan inteligente como Juan. 

Slide 13 - Diapositive

Juan is even lang als Carlos = (lang=alto)

Slide 14 - Question ouverte

Vergrotende trap ( groter dan, beroemder dan, mooier dan, etc )
  • más + bijvoeglijknaamwoord + que
  • Alemania es más grande que Francia. 
  • Shakira es más famosa que Rosalía. 

Slide 15 - Diapositive

Elena is langer dan Ana =
(lang = alta)

Slide 16 - Question ouverte

Verkleinende trap 
Menos + bijvoeglijknaamwoord + que
  • Holanda es menos grande que España. 

Slide 17 - Diapositive

Ajax is minder bekend dan Barcelona
(bekend = famoso)

Slide 18 - Question ouverte

Overtreffende trap
de grootste, de duurste,  etc
  • el /la /los/ las + más  +bijvoeglijknaamwoord 
                                   + menos
  • Andrea es la más grande. 
  •  Hotel Trivago es el menos caro

Slide 19 - Diapositive

Hotel Trinadad is de duurste =
(duur = caro)

Slide 20 - Question ouverte

De blauwe auto is de minst mooie.
(blauw = azul) (mooi = bonito)
(auto = coche)

Slide 21 - Question ouverte

Página ciento cuatro
Ejercicio: seiscientos seis A
Vergelijk de aangeboden excursies in Granada en omgeving en geef aan of de beweringen Correcto of Falso zijn:
  1. Correcto
  2. Falso
  3. Falso
  4. Falso
timer
4:00

Slide 22 - Diapositive

Página ciento cinco 
  • B: Wat betekent deze zinnen?
  • C: Vul het schema in
  • D: Vertaal de zinnen in het Spaans.  
timer
15:00

Slide 23 - Diapositive

Oefening B
  1.  Nederland heeft minder toeristen dan Spanje.
  2. Hotel Sol y Mar is goedkoper dan hotel Carlos Quinto. 
  3. Madrid is de grootste stad van Spanje.
  4. Het Prado museum is het grootste museum van Madrid. 
  5. LLoret de Mar is net zo toeristisch als Benidorm. 

Slide 24 - Diapositive

Oef C
  1. más, que
  2. menos, que
  3. tan, como
  4. más

Slide 25 - Diapositive

Oef D
  1. La Alhambra es más grande que La Sagrada Familia. 
  2. La excursión 2 es menos cara que la excursión 3.
  3. El hotel Picasso es tan bonito como el hotel Sierra Nevada.
  4. El hotel San Antonio es el más bonito. 

Slide 26 - Diapositive

Pauze 


Slide 27 - Diapositive

Examentraining - Luistervaardigheid 
Opdracht: Reservar una habitación blz 54 

Slide 28 - Diapositive