herhalen leerdoel 1 en 2

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Vandaag

- terugblik op de quiz voor de vakantie

- oefenen van leerdoel 1 en 2

- start hoofdstuk 8

- huiswerk

Nav quiz voor de vakantie

• 10 leerlingen hebben het heel goed gedaan!

Top!

• 9 leerlingen hebben het nog niet voldoende gemaakt.

We moeten nog even oefenen. Daarna krijg je nog een kans.

• 7 leerlingen hebben het niet gemaakt.

Jullie hebben een extra uur waarin je moet nablijven.

Leerdoel 1

Ik kan een formule maken bij een beschrijving.

- Wat komt er elke keer bij per stapje van 1? (hellingsgetal)

- Is er een vast deel? (startgetal)

- Welk twee woorden (grootheden) moeten er in de formule?

Leerdoel 2

Ik kan een grafiek tekenen bij een formule.

- Maak een tabel. 

- Vul alle coördinaten van de tabel in in een grafiek. (getal boven en onder elkaar)

In een wolkenkrabber ben je met de lift in één seconde 11 meter hoger. Geert stapt op een hoogte van 100 meter in de lift en gaat naar boven.
Welke twee woorden moeten in de formule?

In een wolkenkrabber ben je met de lift in één seconde 11 meter hoger. Geert stapt op een hoogte van 100 meter in de lift en gaat naar boven.
Welk getal is hier het vaste deel?

In een wolkenkrabber ben je met de lift in één seconde 11 meter hoger. Geert stapt op een hoogte van 100 meter in de lift en gaat naar boven.
Geef de formule.

Mark heeft op zijn spaarrekening € 36,- staan. Hij spaart elke week € 3,50.
Geef de formule die bij het bedrag op de spaarrekening van Mark hoort.

De formule voor het bedrag op de spaarrekening van Mark is: aantal weken x 3,50 + 36,00 = spaarbedrag
Na hoeveel weken heeft Mark 57,00 op zijn rekening?

Er moeten vijf onderdelen aanwezig zijn als je een grafiek tekent. Welke weet jij nog?
De eerste letters zijn: A - O - G - E/G - G

Hoofdstuk 8 - Rekenen

1. Ik kan berekeningen in de juiste volgorde uitvoeren.

2. Ik kan decimale getallen optellen, aftrekken en vermenigvuldigen.

3. Ik kan  breuken optellen en aftrekken.

4. Ik kan breuken vermenigvuldigen.

5. Ik kan een percentage als een breuk schrijven en andersom.

6. Ik kan een percentage als een decimaal getal schrijven en andersom.

1. Ik kan berekeningen in de juiste volgorde uitvoeren.

som - verschil - product - quotiënt

Al deze woorden gebruik je voor de uitkomst van een bepaalde som. Kies welk woord bij welke som hoort:

A  2 x 3 =

B  2 + 3 =

C  2 : 3 =

D  2 - 3 =

1. som

2. verschil

3. product

4. quotiënt

Het verschil van 12 en 4

1. 16
2. 8
3. 48
4. 3

Het product van 6 en 2

1. 8
2. 3
3. 4
4. 12

Het quotiënt van 10 en 5

1. 2
2. 50
3. 15
4. 5

De som van 36 en 6

1. 216
2. 6
3. 30
4. 42

Volgorde van berekenen

Er is een vast volgorde waarin je een som moet berekenen.

Haakjes gaan altijd voor!

Daarna x en :

en tot slot + en -

85 - 3 x 25 = 

Vermenigvuldigen gaat voor dus dat doen we eerst. 

De rest van de som schrijf je gewoon over.

85 - 75  = 10

(12 + 7) x 6 - 94

De haakjes gaan voor dus dat doen we eerst. 

De rest van de som schrijf je gewoon over.

19 x 6 - 94

Daarna vermenigvuldigen:

114 - 94 

Daarna aftrekken

114 - 94 = 20

12 x 7 + 6 : 3

Er zijn geen haakjes. Maar wel x en :. Als ze allebei in de som staan, werk je gewoon van links naar rechts. Dus eerst keer :

84 + 6 :3

Hierna delen

84 + 2

Daarna optellen

84 + 2 = 86

(13 + 2) x 5 =

1. 75
2. 23
3. 50
4. 77

10 x 4 + 12 : 2 =

1. 46
2. 26
3. 32
4. 62

Huiswerk

opgave 2, 4, 9 en 10.