TW1 Thema 3 Les 1 - De stam




De stam




TW 1 Thema 3 Les 1
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon




De stam




TW 1 Thema 3 Les 1

Slide 1 - Diapositive

Wat heb je nodig in deze les?
  • Taalweb Thema 3
  • Chromebook
  • Wisbordje met stift

Slide 2 - Diapositive

Vul in:
Ik .......... mijn zus elke dag naar school. (brengen)

Slide 3 - Question ouverte

Vul in:
Ik .......... 's morgens een kop koffie.
(drinken)

Slide 4 - Question ouverte

Vul in:
Ik .......... mijn vader in de keuken.
(helpen)

Slide 5 - Question ouverte

Vul in:
Ik .......... graag in de stad.
(wandelen)

Slide 6 - Question ouverte

Vul in:
Ik .......... om 7u met mijn broertje.
(ontbijten)

Slide 7 - Question ouverte

Lesdoel

  • Ik kan een stam vormen.


Slide 8 - Diapositive

p. 92 oef. a

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

p. 92 oef. b

Slide 13 - Diapositive

Let op bij het vormen van de stam!

Slide 14 - Diapositive

Hoor je in de laatste klangroep van een woord een lange klank?

Schrijf dan wat je hoort.

smeren          - en = smer          smeer

Slide 15 - Diapositive

Nu jullie!
Noteer de stam van:
  • boren
  • steken
  • lopen

Slide 16 - Diapositive

Schrijf nooit een dubbele medeklinker op het einde van een woord.


liggen         - en = ligg          lig

Slide 17 - Diapositive

Nu jullie!
Noteer de stam van:
  • herstellen
  • willen
  • bakken

Slide 18 - Diapositive

Een v wordt f.


blijven          - en = blijv          blijf

Slide 19 - Diapositive

Nu jullie!
Noteer de stam van:
  • schrijven
  • beloven
  • schaven

Slide 20 - Diapositive

Een z wordt s.


kiezen          - en = kiez          kies

Slide 21 - Diapositive

Nu jullie!
Noteer de stam van:
  • niezen
  • vrezen
  • lezen

Slide 22 - Diapositive

Bij sommige werkwoorden kun je geen 'en' weglaten.  Schrijf dan nooit twee dezelfde klinkers op het einde van een werkwoord.


staan           - (e)n = staa          sta

Slide 23 - Diapositive

Nu jullie!
Noteer de stam van:
  • gaan
  • doen

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

p. 93 oef. c

Slide 26 - Diapositive

p. 93 oef. c

Slide 27 - Diapositive

Noteer de stam of de ik ... nu vorm van:
maken

Slide 28 - Question ouverte

Noteer de stam of de ik ... nu vorm van:
zitten

Slide 29 - Question ouverte

Noteer de stam of de ik ... nu vorm van:
wrijven

Slide 30 - Question ouverte

Wat is de 'ik zal ...' vorm of de infinitief?
Ik ga morgen naar de dokter.
A
gaa
B
gaan

Slide 31 - Quiz

Wat is de 'ik zal ...' vorm of de infinitief?
Ik verkies een stukje chocolade boven een stuk fruit.
A
verkiezen
B
verkiesen

Slide 32 - Quiz

Wat is de 'ik zal ...' vorm of de infinitief?
Ik wil een stukje chocolade!
A
wilen
B
willen

Slide 33 - Quiz

Sprinters
Begeleide inoefening:
- p. 94-95 oef. d
- p. 95 besluit
- p. 95 oef. e

Slide 34 - Diapositive

Klimmers
zelfstandig!

- p. 94-95 oef. d
- p. 95 besluit
- p. 95 oef. e
Avonturiers
zelfstandig!
- p. 94-95 oef. d
- p. 95 besluit
- p. 95 oef. e
- p 118 oef. a
- p. 119 oef. b
timer
15:00

Slide 35 - Diapositive