hv1q - di 31 mei

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom hv1q!

Pak je spullen!

Wat heb je nodig?

• Je oefenboekje
• Pen of potlood
• Je telefoon (leg 'm ondersteboven op de hoek van je tafel) 

Wat gaan we deze les doen?

• Nakijken opdrachten uit het oefenboekje
• Herhaling grammatica
• Aan de slag met de eindopdracht

Doelen van deze les

Aan het einde van deze les, weet je:

• alles over de zinsdelen meewerkend voorwerp en 
  bijwoordelijke bepaling
• én weet je alles over de woordsoorten voorzetsels en bijwoorden
  
  

Aan de slag!

Wat? Je kijkt na: de opdrachten in je werkboekje

Hoe? Je mag zachtjes overleggen.

Hulp? Check de antwoorden. Vragen? Overleg met je buur. Niet gelukt? Steek je hand op.

Tijd? 8 minuten.

Resultaat? Je ontdekt of je de lesstof over voorzetsels en bijwoorden goed beheerst.                            Klaar? Pak vast een Chromebook en log in.

                                                           

Weet je 't nog?

De afgelopen periode hebben we het gehad over het
meewerkend voorwerp, de bijwoordelijke bepaling, voorzetsels en bijwoorden.

Als het goed is weet je dus nu alles over die onderwerpen.....

Elke zin heeft een meewerkend voorwerp

1. Ja
2. Nee

Wat is het meewerkend voorwerp?
'Mijn oma appt mij het recept.'

1. Mijn oma
2. mij
3. het recept
4. Er is geen meewerkend voorwerp

De bijwoordelijke bepaling blijft vaak over als je alle zinsdelen verdeeld hebt.

1. Ja
2. Nee
3. Zal wel
4. Weet niet

Willem belt hem op.
'op' is een voorzetsel in deze zin.

1. Ja
2. Nee
3. Zal wel
4. Weet niet

Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over een ander woord in de zin, of over de hele zin.

1. Ja
2. Nee
3. Zal wel
4. Weet niet

Wat is hier het bijwoord?
Wat een mooie jas!

1. Wat
2. mooie
3. jas
4. Er zit geen bijwoord in de zin

Aan de slag!

Wat? Jullie maken in tweetallen een Kahoot! over de theorie van grammatica H5 en H6-zinsdelen én woordsoorten. Minstens 12 vragen per koppel, 1 grappige vraag mag. 

Hoe? Op de Chromebooks. Het mag over de theorie gaan, maar denk ook aan voorbeeldzinnen die je kunt ontleden. Inleveren via Magister Elo - opdrachten.

Hulp? Je boek. Lukt het echt niet? Steek je hand op.                                Tijd? 40 minuten

Resultaat? We gaan de Kahoot! spelen.            

Klaar?  Dan mag je op de Chromebooks gaan oefenen in de online methode.
Je maakt 'De Brug'-grammatica zinsdelen.

                                                            

PAUZE

Doelen van deze les

Aan het einde van deze les, weet je:

• alles wat we hebben behandeld over grammatica zinsdelen, namelijk: de persoonsvorm, het onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
• én weet je alles over de woordsoorten voorzetsels en bijwoorden.

Wat heb je geleerd van het maken van de Kahoot!? En hoe vond je het?

Tijd om te lezen

We lezen fragmenten

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Thijn maakt gisteren zijn huiswerk.

1. Thijn
2. maakte
3. gisteren
4. zijn huiswerk

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Mia kreeg een onvoldoende voor haar toets.

1. mia
2. onvoldoende
3. kreeg
4. toets

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Wanneer kreeg zij haar cijfer dan terug?

1. kreeg
2. wanneer
3. cijfer
4. terug

Wat is het onderwerp?
De mentor en haar klas hebben gisteren een klassenuitje gehad.

1. hebben
2. De mentor en haar klas
3. gisteren
4. een klassenuitje

Wat is het onderwerp?
Volgende zomer gaan opa en oma met ons mee op vakantie.

1. ons
2. vakantie
3. volgend zomer
4. opa en oma

Wat is het wg?
Mijn zusjes zitten hun huiswerk te maken

1. mijn zusjes
2. zitten
3. zitten maken
4. zitten te maken

Wat is het wg?
Claudia nodigt veel vrienden uit op haar verjaardag.

1. nodigt
2. nodigt uit

Wat is het lijdend voorwerp?
De verliefde jongen kocht een roos.

1. De verliefde jongen
2. kocht
3. een roos
4. zit er niet in

Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.
Wat is 'alle shirts van ons elftal'?

1. werkwoordelijk gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Wat is het meewerkend voorwerp?
'De jongen schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin.'

1. De jongen
2. een liefdesbrief
3. aan zijn vriendin
4. Er is geen meewerkend voorwerp

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Thijn maakt gisteren zijn huiswerk.

1. Thijn
2. maakte
3. gisteren
4. zijn huiswerk

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Kabouter Spillebeen zat op een grote paddenstoel.

1. Kabouter
2. Spillebeen
3. zat
4. op een grote paddenstoel