Kennisvragen GMK examen

Kennisvragen examen
Doktersassistenten
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
Applicatie- en mediaontwikkelaarMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Kennisvragen examen
Doktersassistenten

Slide 1 - Diapositive

Welk van de volgende antistollingsmiddelen werkt via remming van de trombocytenaggregatie
(‘het aan elkaar plakken van de bloedplaatjes’)?

A
Aconocoumarol
B
Dabigatran
C
Clopidogrel
D
Fenprocoumon

Slide 2 - Quiz

Welk medicijn wordt bij een allergie voorgeschreven en is zonder recept verkrijgbaar?
A
Budesonide
B
Cetrizine
C
Fluticason
D
Mometason

Slide 3 - Quiz

Een patiënt heeft een bloedneus die langer aanhoudt dan dat je normaal zou verwachten.
Welk medicijn zou daar de reden voor kunnen zijn?
A
Acenocoumarol
B
Amoxicilline
C
Metoprolol
D
Paracetamol

Slide 4 - Quiz

Welke toedieningsvorm trekt het makkelijkst in de huid?
A
Creme
B
Lotion
C
Vetcreme
D
Zalf

Slide 5 - Quiz

Waarom worden oogdruppels vaak in een minim afgeleverd?
A
Een minim bevat geen conserveermiddel
B
Een minim is langer houdbaar
C
Een minim kan door meerdere patienten tegelijk gebruikt worden
D
Een minim maakt het makkelijker om een oogdruppel toe te dienen

Slide 6 - Quiz

Wat is een sublinguaal tablet?
A
Een tablet dat eerst in een glas water moet worden opgelost
B
Een tablet dat onder de tong moet oplossen.
C
Een tablet met een maagsapresistent laagje
D
Een tablet waaruit het geneesmiddel vertraagd vrijkomt.

Slide 7 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een parenterale toedieningsvorm?
A
Dragee.
B
Infuus.
C
Klysma.
D
Tablet.

Slide 8 - Quiz

Je moet een allergieonderzoek doen met een huidpriktest. Welk geneesmiddel moet absoluut in
de praktijk aanwezig zijn voor het geval de patiënt een anafylactische reactie krijgt?
A
Cetrizine
B
Epinefrine
C
Metoprolol
D
Prednisolon

Slide 9 - Quiz

Welk van de volgende geneesmiddelen kan worden voorgeschreven bij obstipatie?
A
Loperamide
B
Omeprazol
C
Psylliumzaad
D
Ranitidine

Slide 10 - Quiz

Voor welke aandoening wordt een geneesmiddel voorgeschreven waarvan de stofnaam eindigt
op … statine?
A
Astma
B
Chronische darmontstekingen
C
Te hoog cholesterolgehalte
D
Te traag werkende schildklier

Slide 11 - Quiz

Wat is de stofnaam van het geneesmiddel dat bij pernicieuze anemie regelmatig per injectie
wordt toegediend?
A
Ferrofumaraat
B
Ferroglutamaat
C
Foliumzuur
D
Hydroxocobalamine

Slide 12 - Quiz

Welk geneesmiddel kan gegeven worden aan patiënten met angina pectoris om deze aanvallen
te voorkómen?
A
Fluticason
B
Isosorbidemononitraat
C
Levothyroxine
D
Salbutamol

Slide 13 - Quiz

Wat zijn goede indicaties voor een benzodiazepine?
A
Angststoornissen en epilepsie
B
Angststoornissen en rugpijn
C
Epilepsie en examenvrees
D
Examenvrees en palliatieve sedatie bij terminale zorg

Slide 14 - Quiz

Hoe wordt een crème genoemd waaraan geen medicijnen zijn toegevoegd?
A
Een indifferente creme
B
Een indolente creme
C
Een infiltratiecreme
D
Een irregulaire creme

Slide 15 - Quiz

Welke manier van inhaleren is het meest geschikt voor een astmatisch kind van vier jaar oud?
A
Een dosisaerosol met voorzetkamer.
B
Een dosisaerosol zonder voorzetkamer.
C
Een poederinhalator.
D
Geen enkele: onder de zes jaar kan er nog niet goed geïnhaleerd worden.

Slide 16 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een systemisch toegediend medicijn?
A
Neusdruppels bij verkoudheid.
B
Oogdruppels bij oogontsteking.
C
Tabletten bij hoofdpijn.
D
Vaginale crème bij schimmelinfectie.

Slide 17 - Quiz

In de bijsluiter van een geneesmiddel staat dat het diep gluteaal gespoten moet worden.
Waar moet deze injectie worden toegediend?
A
Aan de achterkant van de bovenarm.
B
In de grote bilspier.
C
In de schouder.
D
Midden aan de buiten-/voorkant van het bovenbeen.

Slide 18 - Quiz

Wat is de medische term voor oogdruppels?
A
Oculentum.
B
Oculoguttae.
C
Otoguttae.
D
Unguentum.

Slide 19 - Quiz

Na inhalatie van een luchtwegbeschermer (corticosteroïd) moet de mond goed gespoeld worden met een slokje water. Dat moet worden uitgespuugd. Waarom is dit?
A
Om een hoestreflex door het corticosteroïd te onderdrukken
B
Om een overdosering van het corticosteroïd te voorkomen.
C
Om spruw in de mondholte te voorkomen.
D
Om te voorkomen dat het corticosteroïd in de maag bloedinkjes kan veroorzaken.

Slide 20 - Quiz

Wat is de officiële medische term voor een zetpil?
A
Klysma
B
Ovulum
C
Rectiole
D
Suppositorium

Slide 21 - Quiz