Medicijnen

medicatie
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

medicatie

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geneesmiddel
  • is een natuurlijk of synthetische stof die een bepaalde, gewenst uitwerking op het lichaam uitoefent 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Farmacologie is:
A
geneesmiddelenleer
B
opleiding tot apotheker
C
wetenschap van de geneesmiddelen
D
fysiologische processen

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Benamingen medicatie
Handelsnaam​

Stofnaam​
Officiële of soortnaam
  

Beschermende naam.​
Alleen de producent mag deze naam geven


Slide 4 - Diapositive

Handelsnaam = naam van de fabrikant (valium)​
Stofnaam = Naam van werkzame stof (diazepam)​
Soortnaam = naam die aangeeft tot welke groep een medicijn behoort (benzodiazepines)
Werking van medicijnen
  • Causale werking =  Pakken de oorzaak van een ziekte aan

  • Aanvullen van tekorten

  • Voorkomen van ziekte = profylactische therapie = er worden geneesmiddelen toegediend om het ontstaan van een ziekte te voorkomen of klachten te verminderen

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

symptoombestrijders
Causale werking
(genezing)
Te kort aanvullen
(vervanging)
Profylactische werking
(preventie)
Placebo

Antibiotica

wetenschappelijke 
doeleinden

paracetamol

de pil / vaccinatie

ijzer of vitaminen

Slide 6 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijwerkingen Medicatie
- Ieder medicijn heeft bijwerkingen
- Bijwerking kunnen door het hele lichaam werken, soms dan ook niet gewenst
- Soms onschuldig en in een enkel geval ernstig
- De fabrikant is verplicht alle bijwerkingen te vermelden in de bijsluiter

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn veel voorkomende bijwerkingen?

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Oorzaken van bijwerkingen
  • Sommigen bijwerkingen komen voort uit de werking van het geneesmiddel
  • Sommige bijwerkingen hebben te maken met de chemische stof zelf
  • Patiëntgebonden bijwerkingen


 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijwerkingen melden
Het Nederlandse Bijwerkingen Centrum Lareb  
 
www.meldpuntbijwerkingen.nl 
 
 

Het is de bedoeling dat bijwerkingen gemeld worden, dan kan door patienten en professionals gedaan worden. 

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Overgevoeligheidsreactie
Verschijnselen??​


Weten jullie het als een bewoner/ cliënt overgevoelig is?​

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

allergie
Allergie is een overgevoeligheidsreactie van het afweersysteem op stoffen die niet in je lichaam thuishoren, maar die je bijv. inademt of via het voedsel binnenkrijgt.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

anafylactische shock
 Plots optredende overgevoeligheidsreactie op bijvoorbeeld een geneesmiddel, voedingsmiddel of een insectenbeet. 

Het is een gevaarlijke reactie, die direct behandeld moet worden

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe worden bacteriën resistent?
  • Bacteriën worden resistent door natuurlijke selectie 
  • Door een mutatie kunnen bacteriën resistent worden voor een antibioticum;
  • De bacteriën die resistent zijn overleven en geven het resistente gen door.
  • Het antibioticum werkt niet meer.

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Cumulatie
Ophoping van medicijnen in het lichaam​

Slide 16 - Diapositive

Lanoxine- cumulatie lijdt tot ernstige hartritmestoornis​
verbetert de pompkracht van het hart en zorgt voor een regelmatige rustige hartslag.​
Verlaagd lichaamsgewicht.​
Verlaagd spiermassa/vetten.​
Gewenning
Als er steeds grotere hoeveelheden medicijn nodig zijn om het gewenste effect te bereiken

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verslaving
Een verslaving is het niet meer zonder een bepaald middel kunnen of niet kunnen stoppen met bepaald gedrag.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoofdgroepen van medicijnen
Nieuwe medicatie word in een naslagwerk vermeld.​


Repertorium.​
Farmacotherapeutisch kompas.​


Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Analgetica
Biologicals
Anticoagulantia 
 Corticosteroïden
 Cytostatica
 Hypnotic
 Psychofarmaca
Chemisch vervaardigde stoffen die de celdeling van 
tumorcellen, maar ook van gezonde cellen remmen
Middelen die angst, depressie of psychose dempen
Middelen die ontstekingen tegengaan en worden 
voorgeschreven bij auto-immuunziekten
Middelen die voorkomen dat er trombose ontstaat
Ontstekingsremmers gemaakt uit natuurlijke eiwitten. 
Een bijwerking is de verhoogde gevoeligheid voor infecties
Pijnstillende middelen
Slaapmiddelen

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Analgetica (pijnstillende middelen)
Pijnladder volgens WHO
  1. Eenvoudige pijnstillers PCM of acetylsalicylzuur, daarna NSAID’s (non-steroidal anti-inflammatoire drugs)
  2. Zwakwerkend opiaat met medicijn uit groep 1
  3. Sterkwerkend opiaat met medicijn uit groep 1. Kan bloeddrukdaling en ademhalingsdepressie tot gevolg hebben, dus wordt zorgvuldig afgewogen
  4. Injecties met sterk werkende opioïden

Acetylsalicylzuur=apirine, wordt ook als bloedverdunner gebruikt.
NSAID's voorbeelden: diclofenac, naproxen, ibuprofen enz.
Anti-inflammatoire=ontstekingsremmend

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Analgetica
= Pijnstillende middelen.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat betekent therapietrouw?
A
Trouw zijn aan de geheimen van de cliënt
B
Therapie geven aan de cliënt
C
het gebruik van Voorgeschreven medicijnen volgens de voorschriften
D
Trouw zijn aan de cliënt doormiddel van afspraken

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Therapietrouw
 De mate waarin de patiënt de behandeling correct uitvoert zoals afgesproken met zijn behandelaar.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Verbeter therapietrouw de gezondheid van de patiënt?
A
Waar
B
Niet waar
C
Geen idee
D
Maakt niet uit

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb het vermoeden dat Erik zijn medicijnen niet inneemt. Is dit een objectieve of subjectieve omschrijving?
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan welke eisen moet een recept voldoen?
A
Datum van voorschrijven moet vermeld worden
B
Je moet afkortingen gebruiken
C
Er mogen meerdere middelen op één recept
D
Een apothekersassistent mag een recept uitschrijven

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

het recept

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

medicijn etiket met rode sticker
A
rijvaardigheid beïnvloeden
B
reactievermogen verminderen
C
geen voertuig besturen
D
pas op met alcohol

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

medicijn etiket met gele sticker
A
rijvaardigheid beïnvloeden
B
reactievermogen verminderen
C
bij gebruik geen voertuig besturen
D
pas op met alcohol

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschillende toedieningsvormen
De keuze voor de toedieningsvorm is afhankelijk van:
  • patiënt
  • het geneesmiddel
  • de aandoening

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke toedieningsvormen van medicijnen zijn er?

Slide 32 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Verschillende gebruiksadviezen
Elke toedieningsweg kent verschillende toedieningsvormen, ookwel farmaceutische vormen genoemd.

Elke toedieningsvorm kent een eigen 
gebruiksaanwijzing en gebruiksadviezen


Je dient als apothekersassistent alle bijzonderheden van de verschillende toedieningsvormen te kennen.  
Je dient de patiënt hier namelijk over te informeren. 

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Toedieningsvormen
  • Enteraal = via maag - darm kanaal 
  • Parenteraal = buiten het maag - darmkanaal om

Slide 34 - Diapositive

Enteraal:
  • per os of oraal​
  • sublinguaal​
  • Per rectum of rectaal​
Parenteraal:
  • Transdermaal​
  • Via de slijmvliezen​
  • Via de luchtwegen​
  • Per injectie: intracutaan, subcutaan, intramusculair en intraveneus.​

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions