Neem alle woorden uit de volgende slides over en zet de woordsoort erachter. Kies uit: zn, blw, olw, bn, zww, kww, pers.vnw, bez.vnw, aanw.vnw,
vr.vnw, betr.vnw, vz, bw en onbep.vnw
Doe het zo: blauwe=bn
fiets=zn
zet de woorden onder elkaar en let op, geen spaties bij het = teken!