Past simple and past continuous

Welcome

Past simple and past continuous 

Aims 

I can tell the difference between the past simple and the past continuous

I can use the past simple and past continuous

Past simple

De Past Simple is de Engelse term voor de verleden tijd 

Je gebruikt deze term als je het hebt over:

Feiten, gewoonten of dingen die je doet met regelmaat die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn.

Stam + ed / onregelmatig werkwoord

past continuous 

De Past Continuous is de deurvorm in de verleden tijd. Je gebruikt deze vorm als je wil zeggen dat:

Iets op een bepaald moment in het verleden een tijd(je) aan de gang was. 

Was/were & werkwoord + ing 

Signaalwoorden

Voor de Past Continuous:

When, while 

Voor de Past simple zijn het vaak tijdsbepalingen uit het verleden: yesterday, last week, last year, 1997, 2 days ago, etc.  

Past Continuous vs. Past Simple 

Je gebruikt de Past Continuous in combinatie met de Past Simple om aan te geven dat er iets gebeurde (korte actie: Past simple) terwijl er al iets aan de gang was (lange actie: Past continuous). 

Example:

I was reading a book when the phone rang

I was washing my car when the accident happened 

Any questions before we continue ?

I ...... to my neighbour yesterday.

1. talk
2. talks
3. talked
4. were talking

Wat zijn de signaalwoorden voor de Past Simple (Minimaal 2)

yesterday, last week/year, two hours/days/weeks/years. in April, in 1592

Fill in the Past Continuous: We ....... a good movie when the phone rang

1. watched
2. have watched
3. were watching
4. are watching

Wat zijn de signaalwoorden voor de Past Continuous?

when

while

at the same time

  to be werkwoord-ing

Ik... I was playing

Jij... You were walking

Hij... He was studying

Zij... She was eating

Het... It was hurting

Wij... We were swimming

Jullie... You were driving

Zij... They were travelling

Past simple and Past Continuous

I ___ (wait) for the bus when it _____ (start) to rain.

Past continuous and past continuous

While we _____ (walk) the dog, the neighbors ____ (wash) their car.

Past simple and Past continuous

I ____(read) the newspaper, when all of a sudden my cat _____(jump) onto my lap.

to take place

1. happen
2. act
3. move

Another word 'for very hot'

boiling

Describe hurricane

a storm that has very strong, fast winds and moves over water

Another word for 'a thick tropical forest'

jungle

Another word for 'the ability to be sensible'

common sense

Another word for 'one of the flat green parts of a plant'

leaf

Describe battery-operated

using electricity from batteries to work

Homework