Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
les 12
Slide 1 - Diapositive
Mogelijkheden om verkoop te bevorderen (geen korting!)
De verkoper kan technieken toepassen om verkoop te bevorderen
Cross selling
Deep selling
Up selling
Slide 2 - Diapositive
P van PLaats
Slide 3 - Carte mentale
Plaats
Onderdeel Plaats bestaat uit 3 onderdelen:
Vestigingsplaats
Het verkoopkanaal
Het distributiekanaal
Slide 4 - Diapositive
Vestigingsplaats
Waar staat je bedrijfspand
Op korte termijn lastig te beïnvloeden
Slide 5 - Diapositive
Verkoopkanaal
= wijze waarop je je producten aanbiedt en de manier waarop de transactie tot stand komt
Bijvoorbeeld verkoop via
Winkel
Showroom
Accountmanager/consultant
Beurs
Online
Slide 6 - Diapositive
Distributie
Distributie = geheel van activiteiten die betrekking hebben op het voorstuwen van de productenstroom van producent naar klant
Distributiekanaal = wijze waarop producenten hun producten leveren en via welke weg zij communiceren met de klant
Slide 7 - Diapositive
Distributieproces
Verschillende functies: Transport, opslag, informatieverschaffing, promotie, onderhandelen, bestellen, financieren, risico nemen, betalen en eigendom overdragen
Slide 8 - Diapositive
Distributiekanaal
= het verspreiden van producten/diensten
Keuze distributiekanaal:
Directe distributie
Indirecte distributie
Cross channeling
Slide 9 - Diapositive
Geef een voorbeeld van Directe Distributie
Slide 10 - Question ouverte
Verschillende distributiekanalen
Slide 11 - Diapositive
Distributie intensiteiten
Intensieve distributie
Selectieve distributie
Exclusieve distributie
Slide 12 - Diapositive
Een TV, een wasmachine of een koffiezetapparaat zijn voorbeelden van
A
convenience goods
B
shopping goods
C
specialty goods
Slide 13 - Quiz
Een wit brood, pak melk en rijst zijn voorbeelden van:
A
Convenience goods
B
Shopping goods
C
Specialty goods
Slide 14 - Quiz
Stelling 1: Convenience goods zijn vooral verbruiksgoederen, zoals boodschappen. Stelling 2: Een auto is een speciality good.
A
1 is waar
2 is niet waar
B
1 is niet waar
2 is waar
C
Beide zijn niet waar
D
Beide zijn waar
Slide 15 - Quiz
Intensieve distributie
= fabrikant streeft naar zo’n groot mogelijke verkrijgbaarheid
Distributiegraad --> bij hoeveel % van de verkooppunten zijn jouw producten verkrijgbaar bijv: 95%
Convenience goods --> dagelijkse boodschappen
Klanten willen weinig aankoopmoeite doen --> overal verkrijgbaar zijn
Slide 16 - Diapositive
Selectieve distributie
= de fabrikant wil niet zoveel mogelijk distributiepunten maar wel de belangrijkste
De fabrikant let op o.a.:
Hoe ziet het verdere assortiment eruit?
Wat is het imago van het verkooppunt?
Wat voor soort klanten komen er in de winkel?
Kennisniveau winkelier
Shopping good --> producten waarbij de consument enige aankoopmoeite wil
doen (bijv producten en prijzen vergelijken)
Slide 17 - Diapositive
Exclusieve distributie
distribuant verkrijgt alleenverkooprecht voor een bepaalde geografisch gebied
De fabrikant let op o.a.
Winkelier heeft hoog kennisniveau en kan service leveren
De producent biedt veel verkoopondersteuning
Soms winkelier mag geen concurrerende merken verkopen
Specialty good --> goederen waar een consument een grote /speciale aankoopmoeite wil doen
Slide 18 - Diapositive
Een Levi's spijkerbroek is een:
A
Convience good
B
Shopping good
C
Specialty good
D
Unsought good
Slide 19 - Quiz
Dit is een ...
A
Convience good
B
Shopping good
C
Specialty good
D
Unsought good
Slide 20 - Quiz
Dagelijkse boodschappen. Deze koop je zonder al te veel na te denken. Meestal prijs en servicedistributie
Hier ga je vaak eens lekker voor winkelen, een uitje. Ook bereid om wat verder voor te reizen en parkeergeld te betalen. Je wil er best wat moeite voor doen.
Producten waarvoor de consument bij aanschaf bereid is om veel moeite te doen, zoals bijvoorbeeld bij de aankoop van een trouwring of badkamer
Shopping Goods
Specialty Goods
Convenience Goods
Slide 21 - Question de remorquage
Ontwikkelingen in de distributie
Slide 22 - Diapositive
Ontwikkelingen in de distributie
Single channel = er wordt één kanaal aangeboden aan de klant. Bijvoorbeeld een traditionele fysieke winkel of alleen een online webshop
Multi-channel (duale distributie)= De klant wordt via meerdere verkoopkanalen benaderd. Bijvoorbeeld de combinatie van een fysieke winkel en een online webshop (kanaalconflict)
Slide 23 - Diapositive
Ontwikkelingen in de distributie
Cross-channel = De klanten worden bediend via meerdere verkoopkanalen en deze lopen in elkaar over.
Omni-channel = Gaat nog verder dan Cross-channel, alle kanalen werken optimaal samen en versterken elkaar. De klant en de koopervaring staat centraal
Slide 24 - Diapositive
www.bing.com
Slide 25 - Lien
Geef een voorbeeld van een winkel waar sprake is van Cross-channel.
Slide 26 - Question ouverte
Geef een voorbeeld van een winkel waar sprake is van Cross-channel.
Cross-channel = De klanten worden bediend via meerdere verkoopkanalen en deze lopen in elkaar over.
H&M
Hema
AH
Slide 27 - Diapositive
Bij welke distributievorm kan er sprake zijn van een kanaalconflict?