niet - geen nt 2 isk panta

• NT2
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Zij hebben een oud huis

Zij hebben .............oud huis

1. niet
2. geen

Lust jij boontjes?

Nee ik lust ........ boontjes

1. niet
2. geen

Hebben jullie de toets gemaakt?

Nee, wij hebben

1. de toets niet gemaakt
2. geen toets gemaakt

Geef antwoord in een hele zin:
Heb jij gisteren de film gezien?

Geef antwoord:
Heb jij gisteren televisie gekeken?

Schrijf op een blaadje: welke woorden in de zinnen zijn wie/wat woord / zelfstandig naamwoord? 

1. Jos heeft 2 broers, zij zijn een tweeling

2. De tweeling is ouder dan Jos. Zij hebben al een scooter.

3. De ouders van Jos wilden ook graag een dochter, maar zij hebben 3 zonen.

4. Ze zijn heel blij met hun jongens.

5. In de zomer gaan ze op vakantie met zijn allen.

6. Ze slapen dan in een tent en maken veel wandelingen.

Schrijf op een blaadje: welke woorden in de zinnen zijn wie/wat woord / zelfstandig naamwoord? 

1.  broers,  een tweeling

2. De tweeling .  een scooter.

3. De ouders  een dochter,  3 zonen.

4.  jongens.

5.  de zomer ,  vakantie 

6.  een tent  wandelingen.

Geef antwoord met nee en zet niet op de goede plaats
1. Ga jij met hem uit?
2. Wonen zij boven in de flat?
3. Zit zij naast hem in de klas?

nu jij!

Je krijgt een werkblad met een schrijfopdracht

Waar houd jij van? En waar houd je niet van?