Les 8 - V4 - describir la ropa y con el imperfecto

Bienvenidos V4sptl1
viernes, 4 de octubre de 2024

Objetivo
Escribir sobre la ropa de la fiesta en el imperfecto

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Bienvenidos V4sptl1
viernes, 4 de octubre de 2024

Objetivo
Escribir sobre la ropa de la fiesta en el imperfecto

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

La clase anterior
in het noorden
ten noorden van

ser, estar of hay?
 waar en ten opzichte waarvan het ligt
beschrijving van hoe iets is of eruit ziet?
wat er allemaal is.
verschil tussen ''a'' en ''en''

Slide 3 - Diapositive

Repasar los deberes con un pepe

Slide 4 - Diapositive

Repasar el vocabulario
Traduce al holandés

1. almorzar (ue)
2. añadir
3. calentar (ie)
4. la manzana
5. el pimiento
Traduce al español

6. de aardbei
7. de komkommer
8. proeven
9. het avondeten
10. de citroen

Slide 5 - Diapositive

Mejorar parte II- el lugar de la fiesta
con feedback de la profe

Slide 6 - Diapositive

Vuestros errores

Op vakantie zijn in: estar de vacaciones en ...

Op vakantie gaan naar: ir de vacaciones a ...

Slide 7 - Diapositive

Vuestros errores
Een bezienswaardigheid

una curiosidad
of
un lugar de interés turístico
of
una atracción turística

Slide 8 - Diapositive

Woordvolgorde

bijvoeglijke naamwoord komt bijna altijd achter het zelfstandig naamwoord

Plaats of tijdbepaling Onderwerp - persoonsvorm- lijdend vw - meew vw - plaats of tijd bepaling

Slide 9 - Diapositive

Geslacht van woorden en concordantie
woorden op -ad en -ión altijd vrouwelijk

Houd rekening met mannelijk en vrouwelijk en meervoud

Lidwoorden, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden moet overeenkomen in geslacht en aantal van het zelfstandignaamwoord waar zij bij horen

Slide 10 - Diapositive

Para
para = voor (bestemd voor) en om te + infinitivo
Hemos viajado a México para celebrar El Día de los Muertos
Este regalo es para ti.


Slide 11 - Diapositive

El perfecto
Ik ben naar Valencia gekomen.

?????

Slide 12 - Diapositive

Datum
Navidad se celebra el 25 de diciembre

Las Fallas se celebra del ...... al ..... de febrero

Slide 13 - Diapositive

Wanneer is deel 2 (el lugar) okay / af
  1. Als je een inleidende zin hebt om over de plek van het feest te beginnen.
  2. Als je vertelt waar het feest wordt gevierd.
  3. Als het feest op meerdere plekken wordt gevierd dan kies je 1 plek en vertel dat ook
  4. Als je met behulp van een kaart hebt uitgelegd waar die plek ligt. (ligt in ..)
  5. Als je daarbij 2x genoemd hebt ten ... van ..
  6. Als je de plek beschrijft (dorp, stad, mooi, groot etc)
  7. Als je vertelt wat er op die plek nog meer voor interessants is. (waarbij je die dingen ook beschrijft: wat het is, mooi, groot, indrukwekkend etc).
  8. Als je vertelt met wie je daar was / of wie je hebt leren kennen.
  9. Als je 2x estar, 2x hay en 2x ser hebt gebruikt.
  10. Als je geen concordantiefouten hebt gemaakt.
timer
15:00

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

El imperfecto regular
Leerwerk

Slide 16 - Diapositive

El imperfecto irregular
Leerwerk

Slide 17 - Diapositive

El uso del imperfecto
Bij het BESCHRIJVEN van gewoontes/herhalingen uit het verleden.
Bij het BESCHIJVEN van mensen / dingen / situaties uit het verleden
Begin en eind niet bekend
Bijvoorbeeld:
Het weer, de sfeer, hoe iets of iemand eruitzag, of het er druk was, of er veel verkeer was, dat de optocht lang was etc

Leerwerk

Slide 18 - Diapositive

Los marcadores del imperfecto
antes = vroeger
muchas veces = vaak
cada día  = elke dag
todos los días = elke dag
generalmente = normaalgesproken
nunca = nooit
a veces = soms
de vez en cuando = soms
todas la semanas = elke week
normalmente = normaalgesproken
siempre = altijd
en aquellos días = in die dagen, toen
mucho = veel
de joven = toen .. jong was
porque = omdat

Leerwerk

Slide 19 - Diapositive

Practicar con el imperfecto
reader p. 22 - 24

ejercicios 13, 14 y 15

Slide 20 - Diapositive

timer
1:00
Escribe en español 5 palabras relacionadas a la ropa que puedes usar en tu presentación

Slide 21 - Carte mentale

Mira este vídeo sobre una fiesta española y describe la ropa que ves
ropa - colores - materiales

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Vidéo

Escribe ahora 2 frases en español sobre la ropa de las personas en el vídeo (frases con verbos)
timer
2:00

Slide 24 - Question ouverte

La ropa tradicional de la fiesta
Wat droegen de Spanjaarden tijdens het feest? Schrijf hier uitgebreid over (stof, kleuren, printjes)
Zagen ze er mooi uit?
Was het traditionele kleding?
Wat droegen de kinderen, iets anders? (uitgebreid vertellen)
Waarom droegen ze die kleren?
Wat droegen jullie? (uitgebreid vertellen)
Welke verleden tijd?
Welke verleden tijd gebruik je voor beschrijvingen?
Welke werkwoorden kan je gebruiken?
Concordancia!!
Concordancia !!
timer
15:00

Slide 25 - Diapositive

Practicar a presentar
¿Hay voluntarios?

Slide 26 - Diapositive

La planificación
miércoles, 2 de octubre: la ropa tradicional de la fiesta
jueves, 3 de octubre: textos
miércoles, 9 de octubre: la comida típica de la fiesta
jueves, 10 de octubre: textos
miércoles, 16 de octubre: la música y baile en la fiesta
jueves, 17 de octubre: textos
miércoles, 23 de octubre: fin de la presentación
jueves, 24 de octubre: mejorar y practicar la presentación (ook inhaaldag)
Na deze les krijg je de tekst van je presentatie mee naar huis.
Na de vakantie: presentaties!!

Slide 27 - Diapositive

Levanta si estás de acuerdo

  1. Sé cómo se forma el imperfecto.
  2. Sé cuándo se usa el imperfecto.
  3. Puedo nombrar 4 marcadores del imperfecto.
  4. He terminado la parte sobre el lugar de la fiesta.
  5. He terminado la parte sobre la ropa.
  6. Sé cuándo tenemos la presentaciones

Slide 28 - Diapositive

Los deberes

Slide 29 - Diapositive