Recap Grammar Unit 2 - 1BK

Good morning!
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Good morning!

Slide 1 - Diapositive

Today's Riddle

Two fathers and two sons are in a car, yet there are only three people in the car. How?

Slide 2 - Diapositive

Herhaling grammatica - unit 2

Slide 3 - Diapositive

IN DE TOETS:
rangtelwoorden
data
klokkijken
have got

Slide 4 - Diapositive

Some
  • Gebruiken bij bevestigende zinnen en vragen waarbij je verwacht dat het antwoord ‘ja’ is.

Any
  • Gebruiken bij ontkennende zinnen en vraagzinnen.
Ordinal numbers (rangtelwoorden)
de volgorde waarin getallen worden genoemd
1, 2 & 3

one - first
two - second
three - third
twenty-one - twenty-first
4 en daarboven

four - fourth
five - fifth
six - sixth
ten - tenth

Slide 5 - Diapositive

Wat is de meest voorkomende uitgang voor rangtelwoorden?
A
-st
B
-nd
C
-rd
D
-th

Slide 6 - Quiz

Wat is het rangtelwoord van acht?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het rangtelwoord van elf?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het rangtelwoord van veertien?

Slide 9 - Question ouverte

Hoe wordt het rangtelwoord van twintig in het Engels gespeld?
A
twenty
B
twentieth
C
twentyth
D
twintyth

Slide 10 - Quiz

Wat is het rangtelwoorden van tweeëntwintig?

Slide 11 - Question ouverte

Some
  • Gebruiken bij bevestigende zinnen en vragen waarbij je verwacht dat het antwoord ‘ja’ is.

Any
  • Gebruiken bij ontkennende zinnen en vraagzinnen.
Days and months
ALTIJD MET HOOFDLETTER!
Dagen

Monday, Tuesday, Wednesday, Thursday, Friday, Saturday & Sunday
Maanden

January, February, March, April, May, June, July, August, September, October, November & December

Slide 12 - Diapositive

Some
  • Gebruiken bij bevestigende zinnen en vragen waarbij je verwacht dat het antwoord ‘ja’ is.

Any
  • Gebruiken bij ontkennende zinnen en vraagzinnen.
Dates
de zoveelste van een maand
woensdag 28 augustus = Wednesday the twenty-eighth of August

vrijdag 13 april  Friday the thirteenth of April

maandag 7 maart = Monday the seventh of March

Slide 13 - Diapositive

timer
0:20
Schrijf zoveel mogelijk maanden in het Engels op binnen 20 seconden

Slide 14 - Carte mentale

Hoe zeg je deze datum in het Engels?
maandag 21 mei
A
Monday May the twenty-first
B
Monday the twenty first of May
C
Monday the twinty-first of May
D
Monday the twenty-first of May

Slide 15 - Quiz

Hoe zeg je deze datum in het Engels?
5 november (EERST MAAND!)

Slide 16 - Question ouverte

Hoe zeg je deze datum in het Engels?
5 november (EERST DAG!)

Slide 17 - Question ouverte

Some
  • Gebruiken bij bevestigende zinnen en vragen waarbij je verwacht dat het antwoord ‘ja’ is.

Any
  • Gebruiken bij ontkennende zinnen en vraagzinnen.
Telling the time
Klokkijken
Hele uren:
  • o'clock
Rechterkant van de klok:
  • past
Linkerkant van de klok:
  • to
13:53
  • Seven minutes to two
Minuut 53 zit aan de linkerkant van de klok, dus to
Tel vanaf minuut 53 tot aan het volgende uur

Slide 18 - Diapositive

Some
  • Gebruiken bij bevestigende zinnen en vragen waarbij je verwacht dat het antwoord ‘ja’ is.

Any
  • Gebruiken bij ontkennende zinnen en vraagzinnen.
Telling the time
Klokkijken
Hele uren:
  • o'clock
Rechterkant van de klok:
  • past
Linkerkant van de klok:
  • to
04:13
  • Thirteen minutes past four
Minuut 13 zit aan de rechterkant van de klok, dus past
Tel vanaf het hele uur tot aan minuut 13

Slide 19 - Diapositive

Telling the time
Het is drie uur.

Slide 20 - Question ouverte

Telling the time
Het is vijf voor half zes.

Slide 21 - Question ouverte

Telling the time
Het is kwart voor negen.

Slide 22 - Question ouverte

Some
  • Gebruiken bij bevestigende zinnen en vragen waarbij je verwacht dat het antwoord ‘ja’ is.

Any
  • Gebruiken bij ontkennende zinnen en vraagzinnen.
Have got
Hebben
I have got a dog. 
Have I got a dog? 
I have not got a dog.
He/she/it has got a dog. 
Has he/she/it got a dog? 
He/she/it has not got a dog.

Slide 23 - Diapositive

Maak een vraagzin:
You have got a nice house.

Slide 24 - Question ouverte

Maak een ontkennende zin:
They have got three sisters.

Slide 25 - Question ouverte

Maak een vraagzin:
She has got two pets.

Slide 26 - Question ouverte

OEFENEN
zoek op:
  • rangtelwoorden Engels oefenen
  • datum Engels oefenen
  • can/can't Engels oefenen
  • klokkijken Engels oefenen
  • much/many Engels oefenen

Slide 27 - Diapositive

What can you do?
  • Use New Interface online for practice exercises on the Grammar from unit 2.
  • Look up exercises yourself on the internet: just search for ‘much/many exercises’ or ‘can/can't exercise’ for example!
  • No Words or Phrases!

Slide 28 - Diapositive

See you tomorrow! Good luck!

Slide 29 - Diapositive