Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs.
La durée de la leçon est: 40 min
Éléments de cette leçon
Bereken AC.
Slide 1 - Question ouverte
Bereken EF en rond af op één decimaal.
Slide 2 - Question ouverte
Bereken XY en rond af op één decimaal.
Slide 3 - Question ouverte
Een ladder is 6 m lang en staat tegen een huis. De ladder staat aan de onderkant 1,5 m vanaf de muur. Bereken hoe hoog de ladder tegen de muur komt. Rond af op één decimaal.
Slide 4 - Question ouverte
De vergroting van een figuur wordt kleiner. Dan...
A
is de factor groter dan 1
B
is de factor kleiner dan 1
C
is de factor 1
D
is de factor negatief
Slide 5 - Quiz
Van ∆ABC is ∠B= 90 gr AB = 3 cm en BC = 4 cm. Maak een schets en bereken AC.
Slide 6 - Question ouverte
De omtrek van een figuur is 11 cm en het figuur wordt 8 keer vergroot. Wat is de nieuwe omtrek?
Slide 7 - Question ouverte
De oppervlakte van een figuur is 27 cm2. Het figuur wordt vergroot met factor 8. Wat is de nieuwe oppervlakte?
Slide 8 - Question ouverte
Een huis is getekend en is in werkelijkheid 10,5 meter hoog. De schaal is 1:50. Bereken de hoogte van het huis op de tekening. Geef je antwoord in meters.
Slide 9 - Question ouverte
Een figuur was 13 cm breed en is 611 cm breed geworden. Wat is de factor?
Slide 10 - Question ouverte
Bereken de factor
Slide 11 - Question ouverte
Bereken de factor.
Slide 12 - Question ouverte
Welke factor hoort bij deze schaal?
Slide 13 - Question ouverte
Een rechthoek met een oppervlakte van 5 cm² wordt vergroot met factor 3. Bereken de oppervlakte van de vergroting.
Bij vergrotingen van een oppervlakte vermenigvuldig je met de factor²; dus factor x factor x oorspronkelijke oppervlakte.