Wat is een betoog?

Leesvaardigheid H3
Doel:
  • Je weet wat een betoog is.
  • Je weet het verschil tussen een feit en een mening.
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Leesvaardigheid H3
Doel:
  • Je weet wat een betoog is.
  • Je weet het verschil tussen een feit en een mening.

Slide 1 - Diapositive

programma

  1. H3: Lezen - blz. 146-147
  2. uitleg betoog
  3. oefenen 
  4. afsluiter

Slide 2 - Diapositive

Pak je lesboek + schrift: blz. 146
H3.3
Pak ook een wisbordje!

Slide 3 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een informatieve tekst en een betogende tekst?
Schrijf op je wisbordje.
timer
1:00

Slide 4 - Diapositive

Waar of niet waar?
In een betogende tekst staat soms een mening van de schrijver.

Leg je antwoord ook uit!
timer
1:00

Slide 5 - Diapositive

Wat is het doel van een betogende tekst?
timer
0:10

Slide 6 - Diapositive

Pak je schrift
Maak opdr. 1c, 2b, 3 en 4 van blz. 146-147

Klaar: maak opdr. 5
Huiswerk: dinsdag t/m opdr. 5 afmaken

Slide 7 - Diapositive

afsluiter
Wat is een betoog?

Slide 8 - Diapositive

Leesvaardigheid -les 2
Doel:
  • Je kan argumenten in een tekst herkennen.
  • Je weet wat verwijswoorden zijn.

Slide 9 - Diapositive

programma
  • hoe zit een betoog in elkaar?
  • nabespreken opdr. 5
  • wat zijn verwijswoorden?
  • M: 6, 8, 9 en 10 

Slide 10 - Diapositive

Hoe is een betoog opgebouwd?
1. Wat staat er in de inleiding?
2. Wat staat er in de kern?
3. Wat staat er in het slot?

Slide 11 - Diapositive

Wat zijn verwijswoorden?
Verwijswoorden verwijzen naar een ander woord of een groepje woorden of een zin. 
Voorbeeld:
Piet eet altijd een patatje. Piet wil er ook graag mayonaise op. Piet is dol op patat.

Beter:
Piet eet altijd een patatje. Hij wil er ook graag mayonaise op.


Slide 12 - Diapositive

Je kan door het stellen van een vraag erachter komen waarnaar ze verwijzen.


voorbeeld:
Piet eet altijd een patatje. Hij wil er ook graag mayonaise op.
Vraag: Wie eet altijd een patatje?

Slide 13 - Diapositive

hij, zij, het, dat, er, daar ...
Er zijn verschillende soorten verwijswoorden.
Bij 'het' stel je de vraag: wat ...?
Bij 'dat' stel je de vraag: wat....?
Bij 'er' en 'daar' stel je de vraag: waar ...?

Slide 14 - Diapositive

Maak opdr. 6, 8, 9 en 10

Slide 15 - Diapositive

HW
Maak 5 t/m 10 af

Slide 16 - Diapositive

afsluiter
Waarom zijn argumenten in een betoog belangrijk?

Slide 17 - Diapositive

Leesvaardigheid - les 3
Doel: 
  • je weet wat signaalwoorden en tekstverbanden zijn
  • je kan signaalwoorden herkennen

Slide 18 - Diapositive

Wat zijn tekstverbanden en signaalwoorden?
Een tekstverband geeft aan wat de ene zin of alinea met de andere te maken heeft.

voorbeeld:
Max houdt van klimmen. Hij houdt ook van boulderen.
tekstverband= opsomming -> opsommend
signaalwoord= ook

Slide 19 - Diapositive

Lees mee op het stencil met tekstverbanden en signaalwoorden.
Bewaar dit stencil in je lesboek en plak het vast.

Leer ze uit je hoofd voor het PW!

Slide 20 - Diapositive

Welk signaalwoord zie je?
Schrijf ze op het wisbordje.
  1. Ik hou niet van sporten. Ten eerste word ik er moe van. Ook ga  ik er van zweten. Bovendien krijg ik blessures van.
  2. Nadat ik gegeten heb, ga ik altijd naar buiten om te chillen met mijn vrienden. Vervolgens gaan we nog een potje voetballen.
  3. Gisteren regende het zo hard, waardoor we weer snel naar binnen gingen.

Slide 21 - Diapositive

4. Ik wilde wel graag met mijn vrienden chillen, maar met dat             slechte weer lukte dat echt niet.

5. Ik baalde zo erg, dus vanavond moeten we gewoon bij één             van ons thuis afspreken. We gaan met zijn allen naar Max.

6. Al met al hebben we bij Max een hele gezellige avond gehad.

Slide 22 - Diapositive

Pak je lesboek en schrift-blz. 148
HW nakijken

Slide 23 - Diapositive

aan de slag
Maak opdr. 7 en 11

Klaar: start met tekst 2 en maak opdr. 12, 13, 14 en 16

Slide 24 - Diapositive

HW:
Maak opdr. 12. 13, 14 en 16
Leer de tekstverbanden en de signaalwoorden.
Maandag HW controle!

Slide 25 - Diapositive

Leesvaardigheid H3 - les 4
Doel:
  • Je weet welke signaalwoorden het tekstverband 'oorzaak en gevolg' aangeven.
  • Je kan aangeven waarom tekst 2 een overtuigende tekst is.

Slide 26 - Diapositive

programma
  1. HW-controle
  2. HW nabespreken
  3. Quiz
  4. Maak opdr. 15 in je schrift.
  5. HW: afmaken opdr. 15 + je B-boek meenemen!!! 

Slide 27 - Diapositive

HW controle
Leg je schrift / werkboek open op tafel met opdr. 5 t/m 16.

Slide 28 - Diapositive

HW nabespreken
Verbeter jouw antwoorden

Slide 29 - Diapositive

Quizvragen
Wat heb je geleerd van H3.3?

Slide 30 - Diapositive

Wat is het tekstdoel van een betoog?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 31 - Quiz

Wat is het belangrijkste tekstdoel van een boek-recensie?
A
overtuigen
B
activeren
C
informeren
D
amuseren

Slide 32 - Quiz

Ik was een weekendje op vakantie, zodat ik mijn huiswerk niet kon maken.

Wat voor tekstverband zie je?
A
tegenstelling
B
oorzaak en gevolg
C
opsomming
D
tijdsvolgorde

Slide 33 - Quiz

Ik was ziek, daardoor heb ik mijn huiswerk niet gemaakt.

Wat is het signaalwoord in deze zin?
A
ziek
B
niet
C
daardoor

Slide 34 - Quiz

Er stond een lange file, doordat het glad was op de weg.

Wat is het gevolg?
A
het was glad op de weg
B
er stond een lange file

Slide 35 - Quiz

Ik lust geen spruitjes. Bovendien vind ik andijvie ook erg smerig.

Welk tekstverband zie je?
A
Oorzaak en gevolg
B
Opsomming
C
Tijdsvolgorde
D
Tegenstelling

Slide 36 - Quiz

opdr. 15
Tekst 2 heeft geen slotalinea.
Schrijf dat voor deze tekst.
  • Geef een conclusie of samenvatting die aansluit bij de tekst
  • Gebruik daarbij het juiste signaalwoord!

Slide 37 - Diapositive

HW: maak opdr. 15 af
Neem morgen je B-boek mee + je schrift.

Slide 38 - Diapositive