di 23 nov 2021

• Duits
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Dienstag, der dreiundzwanzigste November 2021

Ziel: Ik kan uitspraak van Z/ S / ß

1.  herhaling: vt /feesttenten
2. Sprachmittel: Ü 31-33 in groepjes
   
3. zelfstandig werken aan K2 tm 37: opschrijven in je werkboek, maar als het niet past in je aantekeningenschrift    Hausaufgaben: K2 bis zu Ü37= FERTIG

Quiz/ uitlegvideo's / plaatjes/ van deze les

Leg in je eigen woorden de feesttenten regel uit

Maak de zinnen van opdracht 33 af

uitlegvideo's/ plaatjes van vorige lessen om terug te kijken

wat is de verleden tijd van hebben in het Nederlands?

Wat is de verleden tijd van haben in het Duits?

1. hadden
2. hedden
3. hatten
4. hadten

Hoe maak je de stam van een werkwoord

1. ik vorm
2. je haalt - en van het hele werkwoord
3. je doet niks
4. je haalt -n van het werkwoord

schrijf de stam van de volgende werkwoorden op: regnen, haben, arbeiten, reden, spielen

schrijf de uitgang van een normaal werkwoord van de volgende personen op: ich, du, er/sie/es, wir, ihr en Sie/sie

vt van haben = hatten 

Ich hatte

du hattest

er/sie/es hatte

wir hatten

ihr hattet

Sie/sie hatten

wat is het verschil met de uitgang van haben in de verleden tijd?

vt van sein = waren

Ich war

du warst

er/sie/es war

wir waren

ihr wart

Sie/sie waren