bloedgroepen practicum

• Biologie
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Bloedpracticum 

Leerdoelen 

*3.8.14 Je kan beschrijven waarin de bloedgroepen van elkaar verschillen.

*Je kan doormiddel van een praktische opdracht zichtbaar maken dat bepaalde antistoffen met bepaalde bloedgroepen reageren.  

* Je kan doormiddel van een pracktische opdracht bloedgroepen bepalen. 

Wanneer heb je bloed nodig? 

Bloedtransfusie: bloed krijgen van een donor. 
(bv ongeluk/operatie)

Bloeddonor: staat bloed af. (+- 3xper jaar)

Bloedbestanddelen

Bloedbestanddelen:  

1. witte bloedcellen

2. rode bloedcellen.

3. bloedplaatjes 

Welk bloedbestanddeel bij welk type bloedtransfusie? 

1. Rode bloedcellen ->  patiënt met veel bloedverlies (ongeluk/bloedarmoede)

2. Bloedplasma ->  patiënten met brandwonden, ernstige infectie en hemofilie (bloed stolt niet goed) 

3. Bloedplaatjes: Leukemiepatiënten (plaatjes én rode bloedcellen)  

*Leukemie = beenmergkanker -> aanmaak witte bloedcellen ontregeld - teveel onrijpe cellen / productie andere onderdelen knelt -> te weinig bloedplaatjes. 

Kun je van iedereen bloed krijgen?

- Nee. Je lichaam 'strijdt' tegen lichaamsvreemde bloedcellen.

Antigenen: herkenningseiwitten op de rode bloedcellen .  Anders dan de jouwe? -> Je antistoffen: ruimen lichaamsvreemde stoffen op. 

Je witte bloedcellen maken antistoffen tegen de antigenen die jij zelf niet hebt. 

Als je bloedgroep A hebt, zit er anti-B in je bloedplasma.

Als je bloedgroep B hebt, zit er anti-A in je bloedplasma.

Als je bloedgroep AB hebt, zitten er geen antistoffen in je bloedplasma. 

Als je bloedgroep 0 hebt, zitten anti-A en anti-B in je bloedplasma.

nu zelf!

Tijdens dit practicum bepaal je de antigenen in het bloed. Je werkt in tweetallen.

Lees je practicum opdracht goed door!