9.5 Bloedtransfusie

 9.5 Bloedtransfusie
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

 9.5 Bloedtransfusie

Slide 1 - Diapositive

Programma
  •  Lezen 9.5 (z.s)
  • Korte herhaling + Uitleg 9.5
  • Maken 9.5  
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Herhaling 9.4

Slide 3 - Diapositive

Wat wordt er in het lichaam gespoten bij een vaccinatie?
A
ziekteverwekker
B
bacterie
C
verzwakte ziekteverwekker
D
antistof

Slide 4 - Quiz

Hoe noem je de 'prik' met antistoffen?
A
Antibiotica
B
vaccinatie
C
Serum injectie

Slide 5 - Quiz

Witte bloedcellen die afweerstoffen maken, worden ook wel vreetcellen genoemd
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Er zijn 2 soorten witte bloedcellen, soort 1 worden "vreetcellen genoemd". Soort 2 maakt:
A
Ziekteverwekkers
B
Afweerstoffen
C
Bacteriën
D
Antibiotica

Slide 7 - Quiz

Je krijgt de griepprik.
A
actieve natuurlijke immuniteit
B
actieve kunstmatige immuniteit
C
passieve natuurlijke immuniteit
D
passieve kunstmatige immuniteit

Slide 8 - Quiz

Leerdoelen 9.6
*Je kan uitleggen welke verschillende bloedgroepen er zijn en welke antistoffen de bloedgroep bij zich draagt.
*Je kan uitleggen welk bloed-bestanddeel je krijgt per situatie.
*Je kan waar je op moet letten bij een bloedtransfusie.
*Je kan uitleggen waarom het gevaarlijk kan zijn dat een (2e) baby een andere resusfactor heeft dan zijn/haar moeder. 

Slide 9 - Diapositive

Wanneer heb je bloed nodig? 

Bloedtransfusie: bloed krijgen van een donor. 
(bv ongeluk/operatie)

Bloeddonor: staat bloed af. (+- 3xper jaar)



Slide 10 - Diapositive

Bloedbestanddelen
Bloedbestanddelen:  
1. witte bloedcellen
2. rode bloedcellen.
3. bloedplaatjes 

Slide 11 - Diapositive

Welk bloed-bestanddeel vervoert zuurstof door je lichaam?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
plasma

Slide 12 - Quiz

Welk bloedbestanddeel speelt een belangrijke rol bij jouw afweer?
A
witte bloedcellen
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
plasma

Slide 13 - Quiz

Welk bloedbestanddeel bij welk type bloedtransfusie? 
1. Rode bloedcellen ->  patiënt met veel bloedverlies (ongeluk/bloedarmoede)
2. Bloedplasma ->  patiënten met brandwonden, ernstige infectie en hemofilie (bloed stolt niet goed) 
3. Bloedplaatjes: Leukemiepatiënten (plaatjes én rode bloedcellen)  
*Leukemie = beenmergkanker -> aanmaak witte bloedcellen ontregeld - teveel onrijpe cellen / productie andere onderdelen knelt -> te weinig bloedplaatjes. 

Slide 14 - Diapositive

Stel je voor dat je buurman een heel ernstig auto-ongeluk gehad heeft en veel bloed verloren is. Welk bloedbestanddeel krijgt hij toegediend?
A
witte bloedcellen
B
rode bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 15 - Quiz

Je buurvrouw heeft een vreselijk brand-ongeluk gehad. Ze wordt geholpen aan haar brandwonden in Beverwijk en krijgt....... toegediend
A
witte bloedcellen
B
rode bloedcellen
C
plasma
D
bloedplaatjes

Slide 16 - Quiz

Kun je van iedereen bloed krijgen?
- Nee. Je lichaam 'strijdt' tegen lichaamsvreemde bloedcellen.
Antigenen: herkenningseiwitten op de rode bloedcellen .  Anders dan de jouwe? -> Je antistoffen: ruimen lichaamsvreemde stoffen op. 

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Diapositive

Je witte bloedcellen maken antistoffen tegen de antigenen die jij zelf niet hebt. 
Als je bloedgroep A hebt, zit er anti-B in je bloedplasma.
Als je bloedgroep B hebt, zit er anti-A in je bloedplasma.
Als je bloedgroep AB hebt, zitten er geen antistoffen in je bloedplasma. 
Als je bloedgroep 0 hebt, zitten anti-A en anti-B in je bloedplasma.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 27 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antigenen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 28 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antigeen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 29 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben antistof A
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 30 - Quiz

Hiernaast zie je een rode bloedcel met daarop twee verschillende antigenen. Welke bloedgroep past bij deze rode bloedcellen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep 0

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Iemand heeft resus-positief (Rh+) bloed.
Welk antigeen heeft hij op de buitenkant van zijn rode bloedcellen?
Kan hij resus-antistof maken?
A
wel resus-antigeen wel resus-antistof
B
wel resus-antigeen geen resus-antistof
C
geen resus-antigeen wel resus-antistof
D
geen resus-antigeen geen resus-antistof

Slide 35 - Quiz

Ik heb de stof begrepen
A
Ja
B
Deels, maar ik wil eerst zelf aan de slag
C
Nee, ik heb hulp nodig

Slide 36 - Quiz