2022_week25_1mh1 en 1MH2_Wiederholung Grammatik

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 
  • te gaan zitten
  • jas uit
  • oortjes uit
  • mobiel in je tas
  • laptop gesloten op tafel
  • boek/schrift/pen op tafel
timer
3:00

Slide 1 - Diapositive

Was machen wir heute?
  • Wiederholung Grammatik
  • Abschluss



Slide 2 - Diapositive

Lernziel
Aan het einde van de les heb je geoefend voor de repetitie.

Slide 3 - Diapositive

Wat moet je leren voor de toetsweek?

Slide 4 - Diapositive

Schrijf de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits!
  • ik
  • jij
  • hij/zij/het

  • wij
  • jullie
  • zij (mv)
  • u
  • ich
  • du
  • er/sie/es

  • wir
  • ihr
  • sie
  • Sie
timer
2:00

Slide 5 - Diapositive

Schrijf de uitgangen van het werkwoord wohnen
achter de persoonlijke voornaamwoorden. Wohnen- en = stam
ich              wohn 
du               wohn 
er/sie/es     wohn 

wir              wohn 
ihr               wohn 
sie               wohn 
Sie              wohn 
  • e
  • st
  • t

  • en
  • t
  • en
  • en
timer
2:00

Slide 6 - Diapositive

Schrijf de uitgangen van het werkwoord heißen 
voor iedere persoon. Heißen- en = stam
ich              heiß 
du               heiß 
er/sie/es     heiß 

wir              heiß 
ihr               heiß 
sie               heiß 
Sie              heiß 
  • e
  • t
  • t

  • en
  • t
  • en
  • en
  • Als de stam van een werkwoord eindigt op een s-klank, 
  • zoals -s, -ß, -z dan krijgt de du-vorm alleen een -t inplaats van -st.
timer
2:00

Slide 7 - Diapositive

Wat is de juiste uitgang van het werkwoord spielen in de volgende zin:

Ich .................... fußball.
A
spiel
B
spielt
C
spiele
D
spielen

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste uitgang van het werkwoord heißen in de volgende zin:

Meine Schwester ist lieb und sie ...................... Lisa.

A
heißt
B
heiße
C
heißen
D
heiß

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste uitgang van het werkwoord suchen in de volgende zin:

Ihr ..........................einen Supermarkt.
A
suche
B
sucht
C
suchen
D
such

Slide 10 - Quiz

Mario...............eine Schwester.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 11 - Quiz

Schrijf de regels voor de lidwoorden!
der

die

das

die
  • Bij mannelijke personen/ dieren 
  • De dagen, maanden en jaargetijden
  • Bij vrouwelijke personen/dieren
  • woorden die eindigen op - heit, - keit, - ung, - schaft, -e
  • het-woorden
  • woorden die eindigen op -chen en -lein 
  • alle zelfstandige naamwoorden in het meervoud
timer
4:00

Slide 12 - Diapositive

  1. der
  2. die
  3. der
  4. das
  5. der
  6. die
  7. die
  8. das

Dienstag
Rose
Junge
Mädchen
März
Freiheit
Kinder
Kind

timer
3:00

Slide 13 - Diapositive

Onbepaald lidwoord
een of geen
  • ein of eine 
  • kein of keine

Slide 14 - Diapositive

(de)............ Kinder (=kinderen)
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

(een) ............... Katze(v)
A
ein
B
eine

Slide 16 - Quiz

(een).......... Buch (o)
A
ein
B
eine

Slide 17 - Quiz

(het) ......... Mädchen (=meisje)
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quiz

(geen)............. Lehrer (m)
A
kein
B
keine

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Schrijf op welk persoonlijk voornaamwoord de lidwoorden met het zelfstandig naamwoord krijgen.
  • die Frau
  • das Mädchen
  • das Kind
  • der Hund
  • die Katze
  • der Junge
  •  sie
  • es
  • es
  • er
  • sie
  • er
timer
1:00

Slide 21 - Diapositive

  • Was...?
  • Wann...?
  • Wer...?
  • Wo...?
  • Wie...?
  • Woher...? 
  • Wat...?
  • Wanneer...?
  • Wie...?
  • Waar...?
  • Hoe...?
  • Waar...vandaan? 

Slide 22 - Diapositive

Was
wann
Wer
Wo
Wie
Woher
Wat
Waar
Wanneer
Hoe
Wie
Waar...vandaan.

Slide 23 - Question de remorquage

_________ ist das? Das ist meine Schwester.
A
Wo
B
Wer
C
Was
D
Woher

Slide 24 - Quiz

_______ steht Janneke? Sie steht neben Hannah.
A
Warum
B
Wo
C
Wer
D
Wie

Slide 25 - Quiz

Britt, .....................kommst du? Ich komme aus Amsterdam.
A
Woher
B
Wie
C
Wo
D
Wann

Slide 26 - Quiz

Schrijf de Duitse vertaling van de rijtjes!
timer
5:00

Slide 27 - Diapositive

Ik...........(zijn) 13 jaar.

Slide 28 - Question ouverte

Ihr............(hebben) ein schönes Haus.

Slide 29 - Question ouverte

.............(hebben)du ein Haustier?

Slide 30 - Question ouverte

Wir ................(hebben) ein Hund.

Slide 31 - Question ouverte

..............Sie alt?

Slide 32 - Question ouverte

Ingo ..............14 Jahre alt.

Slide 33 - Question ouverte

timer
10:00

Slide 34 - Diapositive

Abschluss
Niet inpakken - luisteren
  • na startsignaal: inpakken
  • wel blijven zitten - stil
  • dan sluit ik de les af!
  • dan: klaar :)
timer
1:00

Slide 35 - Diapositive

die Hausaufgaben
Leren: 
Leer de samenvatting voor de toetsweek. Schrijf de rijtjes van haben & sein op, de regels voor de lidwoorden, de uitgangen van het zwakke werkwoord, de vraagwoorden en oefen met test jezelf.

Slide 36 - Diapositive

TSCHÜSS!!!

Slide 37 - Diapositive