Wijze lessen - Eindproduct 3

• Economie
• Secundair onderwijs

Het geldsysteem

Consumptieprijsindex en de geldhoeveelheid

Doelstellingen

Belang van prijsstabiliteit?

Soorten geld?

Geldcreatie?

Geldvernietiging?

Werking van kasreservecoëfficient en kredietmultiplicator.

Waarom is prijsstabiliteit belangrijk?

Wat onthoud je uit het filmpje?

Wat is CPI? Wat is inflatie?

Indexcijfers

Indexcijfer = verhoudingsgetal, is geen percentage

Je kan de procentuele verandering er wel van afleiden.

Indexcijfer 140 => 40 % toename t.o.v. basisjaar (100)

Indexcijfer 95 => 5 % afname t.o.v. basisjaar (100)

Consumptie-prijs-indexcijfer (CPI)

De inflatie berekenen met het CPI.

• Bepaling van het goederenmandje
• Bepaling van de wegingsfactoren
• Omzetting van prijzen in (partiële) prijsindexcijfers
• Berekening van het consumentenprijsindexcijfer (CPI)
• Berekening verandering CPI (% stijging => inflatie)

LINK website

alle actuele info over CPI en inflatie in België

Wat kan de overheid doen aan de huidige hoge inflatie?

Welke soorten geld ken je?

Herhaling soorten geld

Geldhoeveelheid en geldcreatie

Kredietmultiplicator

Maak de oefening uit je bundel - Hoeveel geld wordt er GECREËERD ?

Doet een daling van de kasreservecoëfficiënt de kredietmultiplicator dalen of stijgen?

1. Dalen
2. Stijgen

Melissa gaat naar haar bank en overhandigt een biljet van 100,00 EUR om op haar zichtrekening te plaatsen.

1. geldsubstitutie
2. geldvernietiging
3. geldschepping
4. Geen van allen

Steven gaat bij een bank een lening aan van 20 000,00 EUR voor de aankoop van een wagen. De bank stort het bedrag op zijn zichtrekening.

1. geldsubstitutie
2. geldvernietiging
3. geldschepping
4. Geen van allen

Frank ruilt bij zijn financiële instelling 200,00 USD in EUR

1. geldsubstitutie
2. geldvernietiging
3. geldschepping
4. Geen van allen

Ingrid haalt, via Bancontact, 50,00 EUR van haar rekening.

1. geldsubstitutie
2. geldvernietiging
3. geldschepping
4. Geen van allen

Karen koopt met geld uit haar spaarpot een laptop ter waarde van 1 200,00 EUR.

1. geldsubstitutie
2. geldvernietiging
3. geldschepping
4. Geen van allen

Over welk onderwerp/leerdoel wil je extra uitleg?