Textiel

Textiel 
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Textiel 

Slide 1 - Diapositive

Wat betekent textiel?

Slide 2 - Carte mentale

Wat leer je in deze bijeenkomst?
  • Wat betekent textiel

  • Wat voor soorten etiketten zijn er

  • Etiketten lezen

  • Was voorbereiden en sorteren

Slide 3 - Diapositive

Wat betekend textiel?
Textiel betekend geweven stof. Het materiaal dat bestaat uit draden of vezels. Vezels zijn korte stukjes stof. Textiel wordt gebruikt voor kleding, maar je ziet textiel ook op veel andere plekken terug. Gordijnen, handdoeken, poetsdoekjes en bekleding van een bank zijn hier voorbeelden van.

Slide 4 - Diapositive

Waar wordt textiel van gemaakt?
Textiel kan gemaakt worden van verschillende materialen, dit noemen we grondstoffen.

Deze zijn te verdelen in :
  • Natuurlijke grondstoffen
  • Kunstmatige grondstoffen

Slide 5 - Diapositive

Natuurlijke grondstoffen
Dit zijn materialen uit de natuur. Deze kunnen we in twee groepen verdelen.

  • Plantaardig (katoen van een katoenplant, linnen van een vlasplant)
  • Dierlijk  (wol van een schaap, zijde van een rups)

Slide 6 - Diapositive

Kunstmatige grondstoffen
Deze worden in een fabriek gemaakt. We noemen dit ook wel synthetische grondstoffen. Ze zijn goedkoper dan natuurlijke materialen.

  • Viscose
  • Polyester

Slide 7 - Diapositive

Natuurlijke grondstoffen
Kunstmatige grondstoffen
Polyester
Wol
Linnen
Viscose
Zijde
Katoen

Slide 8 - Question de remorquage

Wat voor soorten etiketten zijn er?
Voordat je gaat wassen sorteer je de was. Je sorteert de was op kleur en materiaal. Bij het sorteren van de was kijk je naar de etiketten. In ieder textielproduct zitten 2 soorten etiketten.

  • Samenstellingsetiket
  • Behandelingsetiket

Slide 9 - Diapositive

Samenstellingsetiket
Op het samenstellingsetiket vind je van welk materiaal het product gemaakt is. Dit etiket bestaat uit getallen en woorden.

Slide 10 - Diapositive

Behandelingsetiket
Op het behandelingsetiket vind je hoe je het product moet wassen, strijken, drogen en reinigen. Dit etiket bestaat uit symbolen.

Slide 11 - Diapositive

Het behandelingsetiket 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Noem de 2 soorten etiketten

Slide 14 - Question ouverte

Het wassymbool geeft informatie over de textielgrondstof.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Wat betekent dit was symbool?
A
niet wassen
B
wel bleken
C
niet bleken
D
wel wassen

Slide 16 - Quiz

Wat betekent dit symbool?

Slide 17 - Question ouverte

Was sorteren is belangrijk voor het behoudt van het textiel
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Welk plaatje past bij 'textiel'?
A
B
C
D

Slide 19 - Quiz

Wat is een ander woord voor stof?
A
Picto's
B
Textiel
C
Vezels

Slide 20 - Quiz

Waar staat dit symbool voor?
A
Strijken op hoge temperatuur
B
Strijken op lage temperatuur
C
Niet strijken
D
Drogen

Slide 21 - Quiz

Wat geeft dit symbool aan?


A
Op 30 graden wassen
B
Met de hand wassen
C
30 minuten wassen
D
30 graden wassen met een speciale wasbehandeling

Slide 22 - Quiz

Wat betekend dit symbool?
A
Liggend drogen
B
Drogen op de hoogste stand
C
Niet in droger drogen
D
Drogen op de laagste stand

Slide 23 - Quiz

Was voorbereiden en sorteren
Voordat je kunt gaan wassen bereid je de was goed voor. Voorwerpen zoals papieren doekjes, munten en pennen kunnen de kleding en de wasmachine beschadigen. Let bij de voorbereiding op het volgende:

Slide 24 - Diapositive


  • Maak alle zakken leeg 

  • Sluit knopen en ritsen

  • Rol opgestroopte mouwen af 

  • Keer spijkerbroeken en truien binnenstebuiten

  • Keer T-shirts met een opdruk binnenstebuiten

Slide 25 - Diapositive

Sorteren van de was op kleur
Bij het sorteren van de was op kleur maak je 3 stapels.

  1. Witte was: wit of licht gekleurd wasgoed
  2. Bonte was: gekleurd wasgoed
  3. Donkere was: zwart, donkerblauw of grijs wasgoed

Slide 26 - Diapositive

Witte was
Bonte was
Donkere was

Slide 27 - Question de remorquage

Sorteer op materiaal
Iedere stof moet op een andere manier gewassen worden. Je legt de textielproducten die je niet heet mag wassen of met de hand moet wassen op een aparte stapel. 

Dit noem je: fijn wasgoed.

Slide 28 - Diapositive

Noem een voorbeeld van een textielproduct die jij op de stapel fijn wasgoed zou leggen.

Slide 29 - Question ouverte

Sorteer op temperatuur
Een hoge temperatuur zorgt ervoor dat bacteriën dood gaan, maar kan er ook voor zorgen dat het wasgoed krimpt. Wassen op een lagere temperatuur is beter voor het milieu. Je leest op het behandelingsetiket op hoeveel graden je het product mag wassen.

Slide 30 - Diapositive

Algemene regels voor de temperatuur zijn:
  • 90 graden (besmet wasgoed door bv bloed of urine)

  • 60 graden (beddengoed, handdoeken, theedoeken, sportkleding en ondergoed)

  • 30-40 graden (shirts, overhemden, broeken, truien, jurken en rokken)

Slide 31 - Diapositive

Noem een voordeel van het wassen op hoge temperatuur.

Slide 32 - Question ouverte

Noem een voordeel van het wassen op lage temperatuur.

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Diapositive