4.1 Grammatica - Enkelvoudige en samengestelde zinnen (hoofd- en bijzinnen)

Grammatica
Klas: 2VC
Datum: 12-05-2020
Nederlands
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica
Klas: 2VC
Datum: 12-05-2020
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Volgende les:
  • Enkelvoudige en samengestelde zinnen
  • Hoofd- en bijzinnen
Deze les:

Slide 2 - Diapositive

Volgende les:
Hoofdstuk 4
Grammatica

Slide 3 - Diapositive

Volgende les:
Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje.



Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen

Slide 4 - Diapositive

Volgende les:
Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje.

Samengestelde zin: een zin met meerdere persoonsvormen
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante.

Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen

Slide 5 - Diapositive

Volgende les:
Je kan een zin in een andere tijd zetten. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvorm. Dit geldt ook voor samengestelde zinnen. Kijk maar:


Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen

Slide 6 - Diapositive

Volgende les:
Je kan een zin in een andere tijd zetten. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvorm. Dit geldt ook voor samengestelde zinnen. Kijk maar:


Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante

In de vakantie gingen wij altijd naar Spanje, want daar woonde mijn tante

Slide 7 - Diapositive

Volgende les:
Je kan een zin in een andere tijd zetten. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvorm. Dit geldt ook voor samengestelde zinnen. Kijk maar:


Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante

In de vakantie gingen wij altijd naar Spanje, want daar woonde mijn tante

Slide 8 - Diapositive

Volgende les:
Je kan een zin in een andere tijd zetten. De werkwoorden die veranderen zijn persoonsvorm. Dit geldt ook voor samengestelde zinnen. Kijk maar:


Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante

In de vakantie gingen wij altijd naar Spanje, want daar woonde mijn tante

Slide 9 - Diapositive

Volgende les:
Kijk naar de volgende zinnen. Is het een enkelvoudige of samengestelde zin? 
Oefenen

Slide 10 - Diapositive

Wilma ging naar huis omdat ze moe was.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 11 - Quiz

De winkel op de hoek van de Hoogstraat is gisteren geopend.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 12 - Quiz

Wil je die tas met boeken op tafel neerzetten?
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 13 - Quiz

Weet jij al wanneer je dat proefwerk moet maken?
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 14 - Quiz

Langs de Oude Lindenlaan in de nieuwe wijk lopen vier kleine eendjes.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 15 - Quiz

Volgende les:
Hoofdzin (hz): 
  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan.
  3. De persoonsvorm staat voor in de hoofdzin (op de 1e of 2e plaats)
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)

Slide 16 - Diapositive

Volgende les:
Hoofdzin (hz): 
  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan (woordje 'niet')
  3. De persoonsvorm staat voor in de hoofdzin (op de 1e of 2e plaats)
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante

Slide 17 - Diapositive

Volgende les:
Hoofdzin (hz): 
  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan (woordje 'niet')
  3. De persoonsvorm staat voor in de hoofdzin (op de 1e of 2e plaats)
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante

In de vakantie gaan (niet) wij altijd naar Spanje, want daar woont (niet) mijn tante.

Slide 18 - Diapositive

Volgende les:
Hoofdzin (hz): 
  1. Het onderwerp en de persoonsvorm staan naast elkaar. 
  2. Er kunnen geen andere zinsdelen tussen staan (woordje 'niet')
  3. De persoonsvorm staat voor in de hoofdzin (op de 1e of 2e plaats)
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
In de vakantie gaan wij altijd naar Spanje, want daar woont mijn tante

In de vakantie gaan (niet) wij altijd naar Spanje, want daar woont (niet) mijn tante.
Het kan bij beide zinnen niet. Er zijn in deze zin dus twee hoofdzinnen. 

Slide 19 - Diapositive

Volgende les:
In de vorige zin stonden dus twee hoofdzinnen. Er zit dus niet altijd een bijzin in een samengestelde zin. 
In de volgende zin staat er een hoofdzin en een bijzin in de zin: 


Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
Omdat mijn tante in Spanje woont, gaan wij daar ieder jaar naartoe. 

Slide 20 - Diapositive

Volgende les:
In de vorige zin stonden dus twee hoofdzinnen. Er zit dus niet altijd een bijzin in een samengestelde zin. 
In de volgende zin staat er een hoofdzin en een bijzin in de zin: 


Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
Omdat mijn tante in Spanje woont, gaan wij daar ieder jaar naartoe. 

Omdat mijn tante IN SPANJE woont, gaan (niet) wij daar ieder jaar naartoe. 

Slide 21 - Diapositive

Volgende les:
In de vorige zin stonden dus twee hoofdzinnen. Er zit dus niet altijd een bijzin in een samengestelde zin. 
In de volgende zin staat er een hoofdzin en een bijzin in de zin: 


Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)
Omdat mijn tante in Spanje woont, gaan wij daar ieder jaar naartoe. 

Omdat mijn tante IN SPANJE woont, gaan (niet) wij daar ieder jaar naartoe. 
In het eerste deel staat een zinsdeel tussen pv en ow. Dat is dus een bijzin. 
In het tweede deel kan er niks tussen pv en ow, dus is het een hoofdzin. 

Slide 22 - Diapositive

Volgende les:
Zo herken je hoofdzinnen en bijzinnen: 
Als er tussen pv en ow een woord (bijvoorbeeld 'niet') kán staan, dan is dat een bijzin. 
Kan dit niet, dan is het een hoofdzin. 
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)

Slide 23 - Diapositive

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Bijvoorbeeld: 
De kinderen hebben snoep gekocht, omdat ze dit wilden
Hoofd- en bijzinnen (hz en bz)

Slide 24 - Diapositive

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Bijvoorbeeld: 
De kinderen hebben snoep gekocht, omdat ze dit wilden
Oefenen hz en bz

Slide 25 - Diapositive

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Bijvoorbeeld: 
De kinderen hebben snoep gekocht, omdat ze dit wilden

Antwoord: 
Hoofdzin-bijzin
Oefenen hz en bz

Slide 26 - Diapositive

Volgende les:
Kijk naar de volgende samengestelde zinnen. Geef aan uit welke zinnen de zin bestaat. 

Bijvoorbeeld: 
De kinderen hebben snoep gekocht, omdat ze dit wilden

Antwoord: 
Hoofdzin-bijzin
Oefenen hz en bz
Want: 
De kinderen (niet) hebben snoep gekocht, omdat ze DIT wilden. 


Slide 27 - Diapositive

Sabine had een gezicht getrokken alsof ze iets vies proefde.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 28 - Quiz

We gaan met de klas naar Parijs en we zullen daar een week blijven.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 29 - Quiz

Mevrouw Luttema en meneer Boor gaan mee als extra begeleiders, maar dat is nog niet zeker.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 30 - Quiz

In elk geval gaat onze mentor mee, dus gezellig wordt het zeker!
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 31 - Quiz

Als we in Parijs zijn, wil ik graag wat kledingwinkels bezoeken.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 32 - Quiz

Volgende les:
Heb je vragen over :
- Samengestelde en enkelvoudige zinnen
- Hoofd- en bijzinnen
Vragen? 

Slide 33 - Diapositive

Maken blz. 152-153: 
  • Opdracht 2 (geef alleen aan welk onderdeel hoofdzin is en welk onderdeel de bijzin is)
  • Opdracht 3 (Noteer alleen de structuur van de zin (dus nevenschikking en onderschikking mag je overslaan!))

Datum: woensdag 13 mei
Huiswerk

Slide 34 - Diapositive