TaalCompleet thema 4
1 / 16
La durée de la leçon est: 40 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat is dit?
A
de markt
B
de bazaar
C
de supermarkt
D
de winkel
Slide 2 - Quiz
Wat is dit?
A
een boterham
B
het brood
C
de botterham
D
het brod
Slide 3 - Quiz
Maak een zin:
naar de supermarkt- gaat- Julia.
naar de supermarkt- gaat- Julia.
Slide 4 - Question ouverte
Welke groenten ken jij?
Slide 5 - Carte mentale
Ken jij nog soorten fruit?
Slide 6 - Carte mentale
Maak een goede zin
De vrouw........ naar de winkel.
De vrouw........ naar de winkel.
A
ga
B
gaan
C
gaat
D
gat
Slide 7 - Quiz
Maak een goede zin:
Sila .......... naar huis.
Sila .......... naar huis.
A
komt
B
kom
C
komen
D
koom
Slide 8 - Quiz
Wanneer eet je het ontbijt?
Slide 9 - Question ouverte
Enkelvoud-meervoud
Een boterham- vier
Een boterham- vier
A
boterhamen
B
booterhammen
C
boterhammen
D
boterhaamen
Slide 10 - Quiz
Wat kun je zeggen als je iets niet lekker vindt?
Maak hele zinnen
Maak hele zinnen
Slide 11 - Question ouverte
Een kilo is
A
10 gram
B
1000 gram
C
100 gram
D
10 000 gram
Slide 12 - Quiz
Een ons is
A
10 gram
B
1000 gram
C
100 gram
D
10 000 gram
Slide 13 - Quiz
Hoeveel lettergrepen heeft het woord
verkoper
verkoper
A
1
B
5
C
2
D
3
Slide 14 - Quiz
Hoeveel lettergrepen heeft het woord bakker
A
2
B
1
C
5
D
4
