H1 vragen

• Handel
• MBO
• Studiejaar 2

Wat is een account?

1. een klant
2. een prospect
3. een klant waarmee je een intensieve langdurige relatie onderhoudt
4. een klant waarmee je een kortstondige intensieve relatie mee onderhoudt

Wat zijn kernwoorden bij accountmanagement?

1. incidenteel; vaste relatie; eenzijdige relatie
2. strategisch; vaste relatie; win-win situatie
3. klant; structureel;winst
4. winstgevende relatie; structureel; sales

Stelling A:
Bij bottum up productmanagement komt de aanbieder met nieuwe productontwikkelingen.
stelling B:
Een klant met een lage omzet kan geen key-account zijn.

1. A+B zijn beide juist
2. A+B zijn beide onjuist
3. A = juist B = onjuist
4. A= onjuist B = juist

stelling A:
Bij accountmanagement is wederkerigheid belangrijk
stelling B:
Bij accountmanagement is de strategische waarde belangrijk

1. A+B zijn beide juist
2. A+B zijn beide onjuist
3. A is juist B is onjuist
4. A is onjuist B is juist

Zet de fasen voor key accountvorming in de juiste volgorde:

1. coöperatieve fase; transactiefase; partnerschap; integratie
2. transactiefase; cooperatieve fase; integratie; partnerschap
3. de juiste volgorde staat er niet bij
4. transactie fase; cooperatieve fase; partnerschap; integratie

Stelling A:
Alle klanten zijn even belangrijk
stelling B:
een goed product verkoopt zichzelf

1. A+B zijn beide juist
2. A+B zijn beide niet juist
3. A is juist; B is onjuist
4. A is onjuist; B is juist

Zet de fasen van het accountplan in de juiste volgorde:

1. account bewaking; account doelstelling; account strategie en account analyse
2. account doelstelling; account bewaking; account analyse enaccount strategie
3. account strategie; account analyse; account doelstelling en account bewaking
4. account analyse; account doelstelling;account strategie en account bewaking

Stelling A:
NAW gegevens horen bij het accountprofiel
Stelling B:
Omzet gegevens horen bij de accountanalyse

1. A+B zijn beide juist
2. A+B zijn beide niet juist
3. A is juist; B is niet juist
4. A is niet juist; B is juist

Stelling A:
Hoe het Salesteam wordt ingezet hoort bij account strategie
Stelling B:
De keuze om te gaan verkopen via dealers of internet hoort bij account strategie

1. A+B zijn beide juist
2. A+B zijn beide niet juist
3. A is juist; B is niet juist
4. A is niet juist; B is juist

stelling I
Bij accountbewaking controleer je of de accountdoelen behaald zijn.
Stelling II
Bij accountstrategie vul je de marketing-mix voor deze account in

1. 1+2 Juist
2. 1+2 Onjuist
3. 1 juist; 2 onjuist
4. 1 onjuist; 2 juist

Wat is de juiste volgorde van de adoptiecategorieen?

1. laggrads; early adopters; early majority;late majority; innovators
2. early adopters; early majority; late majority; innovators; laggards
3. early adopters; early majority; late majority; laggards; innovators
4. innovaters; early adopters;early majority; late majority; laggards

Wat is de juiste volgorde?

1. Interest; awereness;evaluation;trial; adoption
2. interest; awereness; trial;evaluation; trial; adoption
3. awerness; interest; evaluation; trial; adoption
4. awerness; interst; trial; evaluation;adoption

stelling I
Een bedrijf dat zijn accountmanagers regionaal inzet gebruikt de "G" indeling.
Stelling II
Een bedrijfdat zijn accountmanager per business unit inzet maakt gebuik van de "P" indeling

1. 1+2 juist
2. 1+2 onjuist
3. 1 juist; 2 onjuist
4. 1 onjuist; 2 juist

stelling 1
bij een klantprofiel horen bijvoorbeeld klanten in een bepaalde regio.
Stelling 2
Het bepalen van het aantal klantbezoeken per jaar hoort bij het accountactieplan

1. 1+2 juist
2. 1+2 onjuist
3. 1 juist; 2 onjuist
4. 1 onjuist; 2 juist