ViaStarttaal Online - VIA Vooraf - Op weg naar 1F - Thema 2 - Gezondheid

ViaStarttaal Online - VIA Vooraf - Op weg naar 1F

Thema 2 - Gezondheid

Thema 2 - Gezondheid
ViaStarttaal Online - VIA Vooraf - Op weg naar 1F
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

ViaStarttaal Online - VIA Vooraf - Op weg naar 1F

Thema 2 - Gezondheid

Thema 2 - Gezondheid
ViaStarttaal Online - VIA Vooraf - Op weg naar 1F

Slide 1 - Diapositive

Moeilijke woorden

Slide 2 - Diapositive

Opdracht 1.
Vul het juiste woord in. Kies uit de volgende woorden:


Saïd schrok ontzettend van de uitslag van het ______________
A
bijsluiter
B
apotheek
C
onderzoek
D
conditie

Slide 3 - Quiz

Opdracht 2.
Vul het juiste woord in. Kies uit de volgende woorden:


Deze ______________ zit in de meeste soorten groente en fruit.
A
apotheek
B
behandeling
C
vitamine
D
bijsluiter

Slide 4 - Quiz

Wat betekend deze uitdrukking?
Kruis het juiste antwoord aan.

'Bloed, zweet en tranen.'
A
Een opmerking maken over en pijnlijk onderwerp voor iemand
B
Altijd ruzie met elkaar maken.
C
Heel hard hijgen, omdat jij je ingespannen hebt.
D
Ergens heel veel moeite voor doen.

Slide 5 - Quiz

Wat betekend deze uitdrukking?
Kruis het juiste antwoord aan.

'Door dik en dun.'
A
Elkaar steunen op leuk en minder leuke momenten.
B
Ergens heel veel moeite voor doen.
C
Met veel zin aan iets beginnen.
D
Heel boos zijn.

Slide 6 - Quiz

Spelling & grammatica

Slide 7 - Diapositive

Verdeel de het woord in lettergrepen. Schrijf het woord over en zet een streepje (-) tussen de lettergrepen.

vakantie

Slide 8 - Question ouverte

Verdeel de het woord in lettergrepen. Schrijf het woord over en zet een streepje (-) tussen de lettergrepen.

dieet

Slide 9 - Question ouverte

Verdeel de het woord in lettergrepen. Schrijf het woord over en zet een streepje (-) tussen de lettergrepen.

vitamine

Slide 10 - Question ouverte

Verdeel de het woord in lettergrepen. Schrijf het woord over en zet een streepje (-) tussen de lettergrepen.

bijsluiter

Slide 11 - Question ouverte

Sleep een vakje naar de bijvoegelijke naamwoorden en naar de bepaalde lidwoorden. 
In iedere zin kunnen meerdere bijvoeglijk naamwoorden en bepaalde lidwoorden staan.
De vriendelijke huisarts faxte het recept 
naar een nieuwe apotheek.
Bijvoeglijk naamwoord:
Onbepaald lidwoord:

Slide 12 - Question de remorquage

Sleep een vakje naar de bijvoegelijke naamwoorden en naar de bepaalde lidwoorden. 
In iedere zin kunnen meerdere bijvoeglijk naamwoorden en bepaalde lidwoorden staan.
De valse hond heeft het jongetje gebeten.
Bijvoeglijk naamwoord:
Onbepaald lidwoord:

Slide 13 - Question de remorquage

Sleep een vakje naar de bijvoegelijke naamwoorden en naar de bepaalde lidwoorden. 
In iedere zin kunnen meerdere bijvoeglijk naamwoorden en bepaalde lidwoorden staan.
Mijn oude tante moet voor een zware behandeling naar het ziekenhuis.
Bijvoeglijk naamwoord:
Onbepaald lidwoord:

Slide 14 - Question de remorquage

Sleep een vakje naar de bijvoegelijke naamwoorden en naar de bepaalde lidwoorden. 
In iedere zin kunnen meerdere bijvoeglijk naamwoorden en bepaalde lidwoorden staan.
De grootste appels werden geplukt door de sterkste jongens.
Bijvoeglijk naamwoord:
Onbepaald lidwoord:

Slide 15 - Question de remorquage

Sleep een vakje naar de bijvoegelijke naamwoorden en naar de bepaalde lidwoorden. 
In iedere zin kunnen meerdere bijvoeglijk naamwoorden en bepaalde lidwoorden staan.
Zelfs zijn beste vrienden lieten hem in
 de steek.
Bijvoeglijk naamwoord:
Onbepaald lidwoord:

Slide 16 - Question de remorquage

Lezen

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Wat is de titel van de tekst ?

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Diapositive

Wat is de bron van de tekst ?

Slide 21 - Question ouverte

Slide 22 - Diapositive

Uit hoeveel zinnen bestaat
de 3e alinea ?

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive

Wat is het tekstdoel van
de schrijver?
A
informatie geven
B
mening geven
C
overhalen
D
vermaken

Slide 25 - Quiz

Schrijven

Slide 26 - Diapositive