Tekst: bloed redt levens

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 4

Doel van deze les

1. Ik weet welke stappen ik moet uitvoeren voordat ik een tekst ga lezen.
2. Ik weet wat verbanden en signaalwoorden zijn.
3. Ik weet de verbanden opsomming, tegenstelling en voorbeeld. 

Stappenplan Leesvaardigheid

Leer jezelf dat je het volgende stappenplan uitvoert voordat je een tekst leest.

Stap 1: verkennend lezen --> Scan de tekst. lees de titel, de eerste en laatste alinea, bekijk de plaatjes en de tussenkopjes

Stap 2:  voorspellen--> Waar denk je dat de tekst over gaat en wat weet je al over dit onderwerp?

Stap 3: Lezen en begrijpen --> lees de tekst. Zoek de betekenis op van moeilijke woorden. Onderstreep signaalwoorden. Begrijp je de tekst? Probeer te visualiseren.
Stap 4: Verwerken --> Zijn je voorspellingen uitgekomen? Probeer de signaalwoorden aan verbanden te koppelen. Beantwoord de vragen.

Voorkennis activeren

Schrijf op in je schrift:

1. Wat zie je op het plaatje?

2. Welke gedachtes komen
er in je op?

3. Wat zou je willen weten
over het plaatje/onderwerp?

Welke gedachten komen er in je op na het kijken van de video?

Wie zou bloed willen doneren later?

Tekst lezen

We gaan nu gezamenlijk de tekst 'Een halve liter leven: zo werkt een bloeddonatie' lezen.

Stap 1: verkennend lezen

Scan de tekst. 

Lees de titel, de eerste en laatste alinea

Bekijk de plaatjes en de tussenkopjes

Stap 2: voorspellen

Waar denk je dat de tekst over gaat?

Wat weet je al over dit onderwerp?

Stap 3: lezen en begrijpen

Lees de tekst. Onderstreep moeilijke woorden en zoek de betekenis hiervan op.

Onderstreep signaalwoorden. 

Begrijp je de tekst? Probeer te visualiseren.

Stap 4: verwerken

Zijn je voorspellingen uitgekomen? 

Probeer de signaalwoorden aan verbanden te koppelen. Beantwoord de vragen.

Bedenk een andere titel voor de tekst.

Welke twee doelen hoopt de schrijver met deze tekst te behalen?

In alinea 1 staat een tegenstelling. Noteer eerst het signaalwoord en daarna de tegenstelling.

Kijk naar alinea 2. In deze alinea zitten twee verbanden. Welke verbanden herken je?
(tegenstelling, opsomming, voorbeeld)

Schrijf op welke stappen je doorloopt als je bloed gaat doneren.

Stappen bloed doneren

1. Medisch gekeurd worden -> vragenlijst invullen + bloed laten testen op infecties

2. Je krijgt een brief met goedkeuring + je oproepkaart

3. Nieuwe (korte) medische keuring

4. Stuwband

5. Naald in ader --> bloed in tube

6. Naald verwijderen --> gaatje met een watje afdrukken

7. Rustmoment

8. Free to go 

Hoe zijn de alinea's 5 t/m 9 met elkaar verbonden? (tegenstelling, opsomming, voorbeeld)

Welke signaalwoorden herken je voor opsomming in deze alinea's?

In alinea 10 staat een voorbeeld. Schrijf dit voorbeeld op. Waar is het een voorbeeld van?