1-10: LessonUp les 3, lezen tekstverband en signaalwoorden

Vandaag gaan we het hebben over...

hoofdgedachte en onderwerp
kernzinnen
tekstverbanden en signaalwoorden
feiten, meningen en argumenten
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Vandaag gaan we het hebben over...

hoofdgedachte en onderwerp
kernzinnen
tekstverbanden en signaalwoorden
feiten, meningen en argumenten

Slide 1 - Diapositive

De vorige les hebben we het gehad over...


leesstrategieën
tekstdoelen en tekstsoorten
hoofdgedachte en onderwerp

Slide 2 - Diapositive

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Onderwerp
  • Het onderwerp geeft in één woord of in een aantal woorden aan, waar de tekst over gaat
  • Het onderwerp is nooit een hele zin
  • Je kunt het onderwerp vaak al uit de titel halen
  • Vaak wordt het onderwerp letterlijk herhaald in de tekst


Slide 3 - Diapositive

Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte van een tekst geeft in één zin de belangrijkste informatie uit de tekst weer.
  • Het is dus de kortst mogelijke samenvatting van een tekst.
  • Je kunt de hoofdgedachte formuleren door antwoord te geven op de vraag : "Wat zegt de schrijver over het onderwerp?"

Slide 4 - Diapositive

Wat is het verschil tussen de hoofdgedachte en het onderwerp?

Slide 5 - Question ouverte

Kernzin

Slide 6 - Diapositive

Wat is een kernzin?

Slide 7 - Carte mentale

Kernzin
  • De kernzin is de belangrijkste zin in een alinea
  • De kernzin geeft aan waar een alinea over gaat
  • De kernzin vind je aan het begin of aan het eind van de alinea.
  • De andere zinnen zijn een uitwerking van de kernzin

Slide 8 - Diapositive

Bepaal de kernzin
Je kunt er dieren verzorgen. Je kunt ze voeden, borstelen en hun stal schoonmaken. Maar je kunt er ook veel leren. Meestal is er wel een medewerker die je van alles over de dieren kan vertellen. En bijna altijd staan er speeltoestellen en schommels. Kortom: er is genoeg te beleven op de kinderboerderij. 

Slide 9 - Diapositive

Wat is de kernzin?
A
Je kunt er dieren verzorgen.
B
Kortom: er is genoeg te beleven op de kinderboerderij.
C
Je kunt ze voeden, borstelen en hun stal schoonmaken.
D
Meestal is er wel een medewerker die je van alles over de dieren kan vertellen.

Slide 10 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 11 - Diapositive

Tekstverbanden
In een tekst staan vaak verschillende verbanden. Als je de verbanden ziet, begrijp je de tekst beter.

Let op signaalwoorden. Die geven het verband aan in de tekst.

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Een aantal voorbeelden
Tekstverband
Signaalwoorden
Reden
daarom, omdat, namelijk
Tegenstelling
maar, echter, hoewel
Conclusie
kortom, dus
Oorzaak-gevolg
doordat, daardoor, zodat

Slide 14 - Diapositive

Jan heeft zijn vmbo-diploma gehaald, waardoor hij kan studeren.
A
Opsomming
B
Conclusie
C
Oorzaak en gevolg
D
Tegenstelling

Slide 15 - Quiz

Ik ga vandaag eerst naar school. Daarna ga ik sporten.

A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijd
D
Conclusie

Slide 16 - Quiz

Kortom, we winnen deze wedstrijd wel.
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Conclusie
D
Voorbeeld

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Antwoorden
Maar = tegenstelling
Zo = voorbeeld
Ook = opsomming
waardoor = gevolg
Daarnaast = opsomming

Slide 19 - Diapositive

Feiten, meningen en argumenten

Slide 20 - Diapositive

Wat is het verschil tussen
een feit en een mening?

Slide 21 - Carte mentale

Feit, mening of argument?
Feit: een feit kun je controleren.
Mening: een mening is iets wat iemand vindt.
Argument: een reden waarom je een bepaalde mening hebt. Je herkent een argument aan signaalwoorden, zoals: want, omdat, daarom, namelijk. 

Slide 22 - Diapositive

Jesse Klaver moet de nieuwe minister- president worden.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 23 - Quiz

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 24 - Quiz

Uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 25 - Quiz

huiswerk voor 8 oktober
Maak oefenexamen op facet en vul de analyse voor jezelf in.
zie instructie in Teams > kanaal Nederlands

Slide 26 - Diapositive