Les 1 herhaling jaar 2, 3M

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Herzlich willkommen!

Montag, 28. August 2023

Was machen wir heute?

- Vorstellen

- Wiederholung letztes Jahr 

-Blooket

- Brückenschlag

Erzähle was über dich selbst.

Mindestens 4 Sätze.

Ich beginne.........

-Ich bin Frau de Brake (PBRA)

-Ich wohne in Nieuwegein

-Ich bin verheiratet und ich habe 

3 Kinder

-Wir haben 2 Katzen

-In den Ferien waren wir in Italien 

Was erinnerst du dich noch?

haben

sein

feesttenten

idewis

der, die, das

schoolvakken

getallen

klokkijken

Zijn jullie
................................ auch schon mal in Deutschland gewesen.

1. Sind sie
2. Seid ihr
3. Ist wir
4. Sein ihr

Hij is

................................ 14 Jahre alt.

1. Sie ist
2. Er bin
3. Er ist
4. Wir sein

Zij heeft

................................ 3 Jahre Füßball gespielt.

1. Du hast
2. Ich bin
3. sie habe
4. Sie hat

heb jij

Wann ...................... Geburtstag?

1. habe du
2. hat du
3. hast du
4. haben du

Zwakke werkwoorden

Wat is een zwak werkwoord (Verb)?

• Wanneer je het werkwoord in de verleden tijd zet is er geen klinkerverandering

• Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak
  

Zwakke werkwoorden

...zijn regelmatig

...worden volgens een vast schema vervoegd

Er bestaat ook een handig ezelsbruggetje voor. 

Ezelsbruggetje

Achter de stam van het werkwoord komen de uitgangen:

(FE)    E - ST - T - EN - T - EN

 

Hoe krijg je de stam?

In het Duits krijg je de stam door

van het hele werkwoord

de -en of -n (als er geen 'e' voor staat)
weg te laten

Voorbeelden:
machen > mach;  spielen > spiel;  streicheln > streichel

Voorbeeld: machen (doen, maken)

(ik)

(hij)

(hij/zij/het)      (wij)

(jullie) 

(zij/u)   

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

mach e              

mach st 

mach t 

mach en

mach t

mach en

Hoe ziet het voltooid deelwoord eruit?

In het Nederlands is dit bij de zwakke werkwoorden vaak ge-/be- ervoor en -t/-d erachter.

In het Duits is dit
ge- + stam + -t

Bijv: machen > gemacht;  spielen > gespielt.

Vertaal 'hij speelt'

spielen (= spelen)

1. er spielt
2. er spielst
3. du spielst
4. du spielt

Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?

1. er/sie/es + wir
2. ich + wir
3. er/sie/es + ihr
4. wir + sie/Sie

Wat is het voltooid deelwoord van 'kaufen'?

1. gekaufen
2. gekauft
3. gekauftet
4. gekaufd

Ausnahmen

Als de stam eindigt op bijvoorbeeld een t een m of een s

(arbeiten, tanzen, heißen, atmen)

Vorig jaar niet aan toegekomen daar starten we dit jaar mee.

Bepaald & onbepaald lidwoord

Bepaalde lidwoorden: de & het

Onbepaalde lidwoorden: een & geen

Bepaald & onbepaald lidwoord

Bepaalde lidwoorden: de & het

der, die, das, die 

Onbepaalde lidwoorden: een & geen

ein(e), kein(e)

Onbepaald lidwoord is ook nieuw, starten we ook mee.

Kies het juiste bepaalde lidwoord:

de leraar

1. der Lehrer
2. die Lehrer
3. das Lehrer

Kies het juiste bepaalde lidwoord:

de lerares

1. der Lehrerin
2. die Lehrerin
3. das Lehrerin

Kies het juiste bepaalde lidwoord:

het schrift

1. der Heft
2. die Heft
3. das Heft

Kies het juiste bepaalde lidwoord:

de mensen

1. der Leute
2. die Leute
3. das Leute

Kies het juiste bepaalde lidwoord:

het huis

1. der Haus
2. die Haus
3. das Haus

Kies het juiste onbepaalde lidwoord:

de ouders

1. der Eltern
2. die Eltern
3. das Eltern

Ga naar: play.blooket.com

Brückenschlag

Kann nur online gemacht werden

Machen: 

Brückenschlag 1, Wortschatz, Aufgabe 1 und 2

Grammatik, Aufgabe 3.1 (3.2 nicht)

Brückenschlag 2, Wortschatz, Aufgabe 1 und 2

Grammatik, Aufgabe 3

Hausaufgaben

Machen

Lernen

Seite

bis zum

Kapitel

........