Les voor de oefentoets

Welkom TV2B
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom TV2B

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
• Je oefent je leesvaardigheid

Slide 2 - Diapositive

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen in leesboek (10 min)
- Terugblik: huiswerk (10 min)
- Samen tekst lezen (10 min)
- Opdracht n.a.v. tekst (10 min)
- Zelfstandig: leren tekstverbanden en signaalwoorden (10 min)
- Quiz over tekstverbanden en signaalwoorden (10 min)
(- Leren voor de toets (10 min))

Slide 3 - Diapositive

Terugblik
Leesvaardigheid
Huiswerk: Lezen H3.3 opdracht 10, 12, 13, 14, 15, 16

Slide 4 - Diapositive

werkwoordspelling opdracht

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Signaalwoord: daarnaast

Tekstverband:
A
tijdsvolgorde
B
opsomming
C
tegenstelling

Slide 7 - Quiz

Signaalwoord: toen

Tekstverband
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling

Slide 8 - Quiz

Wat voor tekstverband geeft het signaalwoord 'want' aan?
A
redengevend
B
concluderend
C
opsommend
D
tegenstellend

Slide 9 - Quiz

Wat voor tekstverband geeft het signaalwoord 'en' aan?
A
redengevend
B
uitleggend
C
opsommend
D
tegenstellend

Slide 10 - Quiz


Zoek signaalwoord en tekstverband:
Eerst was zijn band lek en vervolgens moest hij naar huis lopen.
A
eerst opsomming
B
eerst/ vervolgens opsomming
C
eerst tijdsvolgorde
D
eerst/vervolgens tijdsvolgorde

Slide 11 - Quiz

'daardoor' is een signaalwoord voor het tekstverband:
A
middel-doel
B
oorzaak-gevolg
C
vergelijkend
D
redengevend

Slide 12 - Quiz

Wat is een signaalwoord van het tekstverband 'samenvattend'?
A
maar
B
echter
C
net als
D
kortom

Slide 13 - Quiz

Het signaalwoord ‘bijvoorbeeld’ is een ……….. tekstverband
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
uitleggend
D
tegenstellend

Slide 14 - Quiz

Want, omdat zijn signaalwoorden van welk tekstverband?
A
concluderend
B
samenvattend
C
redengevend
D
uitleggend

Slide 15 - Quiz

Wat zijn de signaalwoorden van het 'vergelijkend tekstverband'?
A
als, wanneer, indien, mits, tenzij, op voorwaarde dat
B
net als, zoals, evenals
C
bijvoorbeeld, dat wil zeggen, met andere woorden.

Slide 16 - Quiz

Wat voor tekstverband geeft het signaalwoord 'ook' aan?
A
tijdsvolgorde
B
toelichtend/uitleggend
C
opsommend
D
tegenstellend

Slide 17 - Quiz

Welk signaalwoord past er bij het volgende tekstverband?
Tekstverband: CONCLUSIE
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 18 - Quiz

zoals
is een signaalwoord voor het tekstverband
A
opsommend
B
tegenstellend
C
uitleggend
D
vergelijkend

Slide 19 - Quiz

verder
is een signaalwoord voor het tekstverband
A
opsommend
B
tegenstellend
C
uitleggend
D
voorwaardelijk

Slide 20 - Quiz

toch
is een signaalwoord voor het tekstverband
A
opsommend
B
tegenstellend
C
redengevend
D
tijdsvolgorde

Slide 21 - Quiz

Tekstverbanden, het signaalwoord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
uitleggend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 22 - Quiz

" Kortom, dit was de herhaling over tekstverbanden en signaalwoorden"
Tekstverband?
A
Doel-middelverband
B
Vergelijkend verband
C
Samenvattend verband
D
Concluderend verband

Slide 23 - Quiz

Wat is GEEN tekstverband?
A
Opsomming
B
Voorwaarde
C
Synoniem
D
Tegenstelling

Slide 24 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tekstverband met een opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 25 - Quiz

Wat is 'al met al' voor tekstverband?
A
een doel-middelverband
B
een voorwaardelijk verband
C
een toegevend verband
D
een samenvattend verband

Slide 26 - Quiz

verder
is een signaalwoord voor het tekstverband
A
opsommend
B
tegenstellend
C
uitleggend
D
voorwaardelijk

Slide 27 - Quiz


Zoek het tekstverband:
Hij houdt van pannenkoeken, maar niet van pizza.n.
A
tijdsvolgorde
B
tegenstelling
C
oorzaak- gevolg

Slide 28 - Quiz

Signaalwoord: om

Tekstverband
A
uitspraak-vergelijking
B
middel-doel
C
uitspraak-reden
D
uitspraak-voorbeeld

Slide 29 - Quiz


Zoek tekstverband:
Hij heeft geen zin dus hij gaat niet mee.
A
argument
B
conclusie

Slide 30 - Quiz