basis Tekstverbanden en signaalwoorden

Tekstverbanden en signaalwoorden

de basis
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Tekstverbanden en signaalwoorden

de basis

Slide 1 - Diapositive

Doelen
Aan het eind van deze les herken ik de verschillende soorten tekstverbanden en kan ik signaalwoorden bij de tekstverbanden zetten.

Slide 2 - Diapositive

Tekstverbanden
Tussen woorden, zinnen en alinea's bestaat een verband. Dit noemen we een tekstverband.
Zonder tekstverbanden is je tekst niet 'stevig'.

Slide 3 - Diapositive

Signaalwoorden

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! (Zelfs in boekjes van Nijntje worden signaalwoorden gebruikt:).)
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school.

Slide 4 - Diapositive

Welke tekstverbanden zijn er?

Tijd
Concluderend
Oorzaak - gevolg
Opsomming
Redengevend
Tegenstelling
Toelichting
Vergelijking
Voorwaarde
Middel - doel
Samenvatting

Slide 5 - Diapositive


Vergelijkend verband
A
Ik wil net als mijn vader later piloot worden!
B
Morgen ben ik jarig en ga ik zwemmen . Daarna gaan we patat eten.
C
Ik heb geen zin in het weekend, want ik moet huiswerk maken.

Slide 6 - Quiz

Bij een vergelijking heb je....
A
een object (de werkelijkheid) en een subject (beeld)
B
alleen maar een beeld
C
een kenmerk van een persoon op een levenloos ding

Slide 7 - Quiz

Wat is een signaalwoord van middel-doel?
A
dat houdt in
B
waarmee
C
net als
D
bovendien

Slide 8 - Quiz

Voorwaarde
A
Voorwaarde of beperking bij een toezegging
B
Aangeven wat je aan iets hebt, hoe je het kunt gebruiken.
C
Het verduidelijken van iets door meer details te geven en/of de mening iets minder scherp te maken.
D
Iets wat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren.

Slide 9 - Quiz

signaalwoorden voorwaarde
A
waarmee, zodat, met behulp van
B
als........dan, indien
C
ook, tevens

Slide 10 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden toelichting (voorbeeld)
A
eerst, daarna, dan, toen, eens, vroeger, nu, ooit, later, voordat, nadat, uiteindelijk
B
kortom, dus, daarom, al met al, samengevat
C
om te beginnen, ook, bovendien, en, daarnaast, vervolgens, verder, ten slotte
D
zo, bijvoorbeeld, neem nou, zoals

Slide 11 - Quiz

signaalwoorden van oorzaak-gevolg zijn
A
maar, echter
B
doordat, daardoor
C
ten eerste, verder, ook
D
mits, tenzij

Slide 12 - Quiz

Wat is een oorzaak-gevolg-verband?
A
Er gebeurt iets waar je geen invloed op hebt.
B
Je kiest voor een bepaald gevolg.
C
Voordat je iets krijgt, moet je eerst ergens aan voldoen.
D
Je hebt iets ergs meegemaakt.

Slide 13 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij het verband tijd?
A
door, doordat en waardoor
B
voordat, eerst, daarna en wanneer
C
want, namelijk, omdat en vanwege
D
als, wanneer, mits en tenzij

Slide 14 - Quiz

Tegenstelling
A
echter
B
indien
C
neem nou
D
vroeger

Slide 15 - Quiz

Tegenstelling =
A
De woorden worden herhaald of hetzelfde woord wordt vaker gezegd, maar net iets anders.
B
Er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd.
C
Dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor de verschillen extra opvallen.
D
Iets wordt groter of erger gemaakt dan het in werkelijkheid is.

Slide 16 - Quiz

Een redengevend verband geeft aan
A
waarom iemand iets doet.
B
waardoor iets gebeurt
C
Welk middel wordt gebruikt om een doel te bereiken.

Slide 17 - Quiz

Een voorbeeld van een redengevend signaalwoord is...
A
maar
B
en
C
tot slot
D
daarom

Slide 18 - Quiz

Wat is een opsomming?
A
Voordat ik naar school ga, eet ik een boterham.
B
En daarom ga ik naar school.
C
Ik leer Nederlands en Wiskunde en ook Engels.
D
Vroeger lette ik nooit op in de les.

Slide 19 - Quiz

Wat is een signaalwoord voor een opsomming?
A
want
B
kortom
C
verder
D
een voorbeeld hiervan

Slide 20 - Quiz

Signaalwoorden 
van voorbeeld
Signaalwoorden 
van voorwaarde
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van samenvatting
Signaalwoorden van oorzaak&gevolg
Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van tijd
Signaalwoorden van middel - doel
daarmee
vervolgens
echter
omdat
kortom
ten tweede
mits
bijvoorbeeld
als
zoals
al met al
vervolgens
hierdoor
want
maar
daarentegen
ook

Slide 21 - Question de remorquage

Ik weet nu veel meer over tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 22 - Question ouverte