2mh2 chap1 bezittelijk voornaamwoord

Focusleren
Français en classe
Au travail
Bezittelijk voornaamwoord
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Focusleren
Français en classe
Au travail
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive

Focusleren
chap1 vocabulaire E
           phrases G

Herhalen
voca A/B
phrases C
grammatica D (passé composé être/avoir/faire)                       
présent (t.t.) avoir     
                             



timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Français en classe
  • Tu as passé de bonnes vacances?
  • Qu'est-ce que tu as fait cet automne ?
timer
5:00
La grasse matinée

Slide 3 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord in NL

Slide 4 - Carte mentale

Het bezittelijk voornaamwoord (NL)
  • Mijn
  • Jouw
  • Zijn/haar
  • Onze
  • Uw
  • Jullie
  • Hun

Slide 5 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
Hoe zit dat in het Frans?

  • Mon stylo    
  • Ma trousse    
  • Mes stylos/mes trousses

Slide 6 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord (Frans)
  • Mijn = mon, ma, mes
  • Jouw = ton, ta, tes
  • Zijn/haar = son, sa, ses
  • Onze = notre, notre, nos
  • Jullie = votre, votre, vos
  • Hun = leur, leur, leurs
Uitspraak
We gaan het rijtje eerst rustig uitspreken, maar daarna steeds sneller.
Aantekening maken

Slide 7 - Diapositive

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in onderstaande zin?

"C'était comment tes vacances?"
A
C'était
B
comment
C
tes
D
vacances

Slide 8 - Quiz

Mes vacances c'était formidable !

Wat betekent 'mes' ?
A
zijn
B
mijn
C
jouw
D
hem/haar

Slide 9 - Quiz

Kies het goede antwoord:

Regarde c'est (mijn) copine.
A
mon
B
son
C
ma
D
mes

Slide 10 - Quiz

Kies het goede antwoord:

Anna va en vacances avec mon/son/ma père.
A
mon
B
son
C
ma

Slide 11 - Quiz

Traduis (vertaal):
1. Mijn pen. 3. Zijn etui.
2. Jouw boek. 4. Zijn huis.
timer
4:00

Slide 12 - Question ouverte

Les réponses
1. mon stylo
2. sa trousse
3. ton livre
4. sa maison

Slide 13 - Diapositive

Traduis (vertaal):
1. Jij bent zijn vriendin.
2. Zij zijn mijn zussen.
timer
2:00

Slide 14 - Question ouverte

Les réponses
1. Tu es son amie / sa copine
! Attention : als znw vrouwelijk is, maar begint met een klinker of stomme 'h' > mon/ton/son
2. Elles sont mes soeurs.

Slide 15 - Diapositive

Het oefenen met het bezittelijk voornaamwoord ging....
très bien!
bien
mal (slecht)

Slide 16 - Sondage

Au travail
Faire:   ex. 30a - vertaal de zinnen.
                 30d - onderstreep 5 bezit vnw
                 30e - kies het goede woord
                 31a - wat zit er in de tas van ....
                 31b - vertaal
                 31d - vertaal
                 32a - lees het verhaal + markeer 5 vragen
                 31b - beantwoord de 5 vragen in het Frans
Klaar? = nakijken, daarna Quizlet

Slide 17 - Diapositive