9e cours (H)

le mercredi, 4 octobre
Planning du jour
Français en classe
Bezittelijk voornaamwoord
Focusleren
Au travail
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

le mercredi, 4 octobre
Planning du jour
Français en classe
Bezittelijk voornaamwoord
Focusleren
Au travail

Slide 1 - Diapositive

Focusleren
Overhoring: A / B / avoir + être 
timer
5:00

Slide 2 - Diapositive

Focusleren
  1. J'ai été en Espagne.
  2. J'ai travaillé.
  3. Il fait mauvais.
  4. Het vliegtuig
  5. De boot
  6. Le copain
  7. C'est vrai
  8. De zon
  9. Moeilijk
  10. Het eiland
  11. Heb jij een leuke vakantie gehad? 
timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

Focusleren
  • 12. J'ai
  • 13. Nous avons
  • 14. Jij hebt 
  • 15. Jullie hebben

  • 16. Ik ben
  • 17. Tu es
  • 18. Nous sommes 



Slide 4 - Diapositive

Focusleren
  1. Ik ben in Spanje geweest. 
  2. Ik heb gewerkt. 
  3. Het is slecht weer.
  4. L'avion
  5. Le bateau 
  6. De vriend
  7. Het is waar
  8. Le soleil 
  9. Difficile
  10. L'île
  11. Tu as passé de bonnes vacances? 
timer
5:00

Slide 5 - Diapositive

Focusleren
  • 12. Ik heb
  • 13. Wij hebben
  • 14. Tu as
  • 15. Vous avez 

  • 16. Je suis 
  • 17. Jij bent
  • 18. Wij zijn



Slide 6 - Diapositive

Français en classe
  • Tu as passé un bon weekend?
  • Qu'est-ce que tu as fait ce weekend ?
timer
5:00
La grasse matinée
un gateau aux poires

Slide 7 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord in NL

Slide 8 - Carte mentale

Het bezittelijk voornaamwoord (NL)
  • Mijn
  • Jouw
  • Zijn/haar
  • Onze
  • Uw
  • Jullie
  • Hun

Slide 9 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord
Hoe zit dat in het Frans?

  • Mon stylo    
  • Ma trousse    
  • Mes stylos/mes trousses

Slide 10 - Diapositive

Het bezittelijk voornaamwoord (Frans)
  • Mijn = mon, ma, mes
  • Jouw = ton, ta, tes
  • Zijn/haar = son, sa, ses
  • Onze = notre, notre, nos
  • Jullie = votre, votre, vos
  • Hun = leur, leur, leurs
Uitspraak
We gaan het rijtje eerst rustig uitspreken, maar daarna steeds sneller.
Aantekening maken

Slide 11 - Diapositive

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in onderstaande zin?

"C'était comment tes vacances?"
A
C'était
B
comment
C
tes
D
vacances

Slide 12 - Quiz

Mes vacances c'était formidable !

Wat betekent 'mes' ?
A
zijn
B
mijn
C
jouw
D
hem/haar

Slide 13 - Quiz

Kies het goede antwoord:

Regarde c'est (mijn) copine.
A
mon
B
son
C
ma
D
mes

Slide 14 - Quiz

Kies het goede antwoord:

Anna va en vacances avec mon/son/ma père.
A
mon
B
son
C
ma

Slide 15 - Quiz

Traduis (vertaal):
1. Mijn pen. 3. Zijn etui.
2. Jouw boek. 4. Zijn huis.
timer
4:00

Slide 16 - Question ouverte

Les réponses
1. mon stylo
2. sa trousse
3. ton livre
4. sa maison

Slide 17 - Diapositive

Traduis (vertaal):
1. Jij bent zijn vriendin.
2. Zij zijn mijn zussen.
timer
2:00

Slide 18 - Question ouverte

Les réponses
1. Tu es son amie / sa copine
! Attention : als znw vrouwelijk is, maar begint met een klinker of stomme 'h' > mon/ton/son
2. Elles sont mes soeurs.

Slide 19 - Diapositive

Het oefenen met het bezittelijk voornaamwoord ging....
très bien!
bien
mal (slecht)

Slide 20 - Sondage

Au travail
Faire:   ex. 30a - vertaal de zinnen.
                 30d - onderstreep 5 bezit vnw
                 30e - kies het goede woord
                 31a - wat zit er in de tas van ....
                 31b - vertaal
                 31d - vertaal
                 32a - lees het verhaal + markeer 5 vragen
                 31b - beantwoord de 5 vragen in het Frans
Klaar? = nakijken, daarna Quizlet

Slide 21 - Diapositive