Herhaling H7

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Uit een bevruchte eicel ontstaat een kiem?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

Na de bevruchting wordt het vruchtbeginsel kleiner?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

De kroonbladeren van windbloemen zijn meestal groen?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

De stempel is een deel van de stamper?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Kroonbladeren beschermen de bloem in de knop tegen uitdroging en kou?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

De stuifmeelbuis maakt stuifmeel?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz

Nummer 3 is het mannelijk voortplantings-
orgaan?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Bij nummer 2 vindt bestuiving plaats?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

De functie van bloemen is voortplanten?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Tomaten zijn vruchten?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Pitten en bonen zijn zaden?
A
Ja
B
Nee

Slide 12 - Quiz

Wat zit er in een stuifmeelbuis?
A
De kern van een eicel
B
De kern van een stuifmeelkorrel
C
Een bevruchte eicel
D
Een zaadbeginsel

Slide 13 - Quiz

In zaden zit reservevoedsel. Waarvoor is dit reservevoedsel bedoeld?
A
Voor de insecten
B
Voor het kiemplantje
C
Voor de vrucht

Slide 14 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van eetbare zaden?
A
Erwt
B
Kers
C
Kiwi
D
Mais

Slide 15 - Quiz

Na de bevruchting verandert het zaadbeginsel van een bloem. Wat ontstaat er uit een zaadbeginsel?
A
Een kiem
B
Een vrucht
C
Een zaad

Slide 16 - Quiz

De bloem van een appelboom is bevrucht. Wat gebeurt er na de bevruchting?
A
Uit het zaadbeginsel ontstaat een vrucht
B
Uit het vruchtbeginsel ontstaat een vrucht
C
Uit het vruchtbeginsel ontstaat een zaad

Slide 17 - Quiz

Hoe heet nummer 1?

Slide 18 - Question ouverte

Hoe heet nummer 2?

Slide 19 - Question ouverte

Hoe heet nummer 3?

Slide 20 - Question ouverte

Bloemen zijn organen van planten die nodig zijn voor...
A
De ademhaling van planten
B
De voortplanting van planten
C
De groei van planten
D
Het mooi zijn!

Slide 21 - Quiz

Op welke manier/manieren lokken planten insecten?
A
met felle bloemkleuren
B
met nectar
C
met felle bloemkleuren en nectar
D
met felle bloemkleuren, nectar en geur

Slide 22 - Quiz

Insectenbloemen vormen meer stuifmeel dan windbloemen.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

1.
Insectenbloemen hebben grote stempels om het stuifmeel op te vangen.
2.
Windbloemen hebben kroonbladeren die onopvallend groen zijn.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 24 - Quiz

Bevruchting is: het overbrengen van stuifmeel van de meeldraden naar de stamper.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Een bloem heeft een stamper en meeldraden. Welke zijn de mannelijke delen?
A
Stamper
B
Meeldraden

Slide 26 - Quiz

Bij bestuiving komt stuifmeel op ....
van een bloem
A
het vruchtbeginsel
B
de kroonbladeren
C
de stempel
D
de stijl

Slide 27 - Quiz

Als er stuifmeel van een kersenboom op de stempel van een pruimenboom komt, heet dat bestuiving.
A
Goed
B
Fout

Slide 28 - Quiz

Waar smelten de kernen van de stuifmeelkorrel en de eicel samen?
A
Vruchtbeginsel
B
Stamper
C
Meeldraden
D
Zaadbeginsel

Slide 29 - Quiz

Uit welk deel van de bloem ontstaan de vruchten en de zaden?
A
Uit de helmknop
B
Uit de kelkbladeren
C
Uit de stamper

Slide 30 - Quiz