La familia

la familia
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

la familia

Slide 1 - Diapositive


  1. Pak je schrift, je etui en je laptop.
  2. Ga rustig op je plek zitten.
  3. Hou je laptop dicht.
  4. Wees stil. De les is begonnen.

Slide 2 - Diapositive

Pero antes de nada...

 maar allereerst...

Slide 3 - Diapositive

¡silencio, por favor!

Slide 4 - Diapositive

Los objetivos
Aan het einde van de les
succescriteria
Wat ik nog kan doen is.. 
Kan ik het werkwoord ser correct vervoegen
Ik heb minimaal 10 vormen van ser goed ingevuld 
Blik ik terug op de woordenschat omtrent 'familie' in het Spaans
Ik kan tijdens het lezen kan tenminste 5 namen opschrijven en 2 vragen beantwoorden 
Kan ik een persoon aanwijzen aan de hand van zijn beschrijving
Ik heb 6 van de 8 vragen goed gemaakt. 
weet ik enkele nieuwe woorden in het Spaans
Ik heb tenminste 4 nieuwe woorden geleerd vandaag 

Slide 5 - Diapositive

El programa de hoy 
  • 5 min - Bienvenidos
  • 5 min - terugblik
  • 15 min - Oefenen met de werkwoorden
  • 15 min -  Leer 
  • 20 min - el aspecto físico 
  • 10 min - ¡ A trabajar!

Slide 6 - Diapositive

Terugblik
¿Qué aprendieron?
¿Qué hicimos la clase anterior?

Slide 7 - Diapositive

La familia
timer
20:00

Slide 8 - Diapositive

¿Qué hemos hecho?

Slide 9 - Diapositive

Descripciones de personas


físico
carácter 
personalidad
estados de ánimo

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

¡A trabajar!
timer
15:00

Slide 12 - Diapositive

descripciónes
ser + ?
tener + ?
llevar + ?

Welke uitdrukking hoort bij welk ww??

Slide 13 - Diapositive

1. Een persoon identificeren.
       Es mi abuela. 
 Mi abuela es una mujer.

2. Geslacht en afkomst.
              Es española.

3. Beroep
         Mi abuela es doctora.

SER
4. Permanente kwaliteiten:

Fysiek:
  • Hoogte                      Gewicht.      
Mi abuela es baja.       Es gorda/ flaca.

  • Schoonheid.        Fases van het leven. 
Es guapa/ fea.                        Es vieja. 

Karakter:
Mi abuela es simpática.
Mi abuela es generosa.


Slide 14 - Diapositive

TENER
Bezit
Leeftijd
Lichaamsdelen
Tiene 30 años.
- Tiene el pelo corto.
- Tiene el pelo castaño.
- Tiene barba.

Slide 15 - Diapositive

LLEVAR
 Dingen die veranderen
Kleding
Lleva un velo.
Accessoires
Lleva un bolso.

Slide 16 - Diapositive

let op
Zowel met het werkwoord ''TENER'' als met het werkwoord ''LLEVAR''
Lichaamsdelen veranderen
(pelo, barba, bigote, etc.)
Bijna permanente accessoires
(pendientes, gafas, piercing, etc.)
Je denkt dat het essentieel of blijvend is - gebruik TENER


Je denkt dat het kunstmatig of tijdelijk is - gebruik LLEVAR



Tiene bigote.
(altijd)
Lleva el pelo rosa.
(is niet zijn natuurlijke haar)

Slide 17 - Diapositive

Zinnen maken bij het omschrijven van een persoon.
Onderwerp                    Werkwoord                    Eigenschap
                      
SER
TENER
LLEVAR
DOCTORA
PELO NEGRO
BOLSO
ÉL
ELLA
Mi abuela + es + doctora.
Él + tiene + el pelo negro.
Ella + lleva + un bolso

Slide 18 - Diapositive

  • Een persoon omschrijven met 3de persoon vervoeging:                                                                       Pedro/ María - (Él/ Ella)

  • Lidwoorden en kleur bij de kleding toevoegen: (el/ la)    (uno/ una)  (unos/unas) 
Un pantalón negro - Una camiseta azul

  • Mannelijke/ vrouwelijk vorm:                             Un pantalón - Una camiseta

  • Enkelvoud/ meervoud:                                            Un sombrero - Unas gafas de sol

Slide 19 - Diapositive

Beschrijf jezelf in 4 zinnen
1: Soy......., 2: Tengo el pelo........, 3: Tengo los ojos........, 4: Llevo........

Slide 20 - Question ouverte

Tiene el pelo moreno. Lleva los pantalones azules.

A
B
C
D
A
Rosa
B
María
C
Pablo
D
Jorge

Slide 21 - Quiz

Lleva..........
A
los pantalones azules
B
la camiseta roja
C
barba
D
un sombrero

Slide 22 - Quiz

Tiene el pelo rizado. Lleva un vestido rojo.

A
B
C
D
A
Rosa
B
María
C
Pablo
D
Jorge

Slide 23 - Quiz

Es una mujer delgada, tiene el pelo rubio.

A
B
C
D
A
Rosa
B
María
C
Pablo
D
Jorge

Slide 24 - Quiz

Es....
A
viejo
B
joven
C
moreno
D
gordo

Slide 25 - Quiz

Es.......
A
peligroso
B
tímido
C
simpático

Slide 26 - Quiz

Tiene los ojos..........
A
azules
B
verdes
C
azul
D
verde

Slide 27 - Quiz

Karakter beschrijven in het Spaans doe je met het werkwoord
Extra uitleg werkwoorden bij personen beschrijven

Ser gebruik je bij het beschrijven van uiterlijk en/of karakter wanneer er een bijvoeglijk naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Ella es guapa.

Estar gebruik je bij gemoedstoestanden
Bijvoorbeeld: Estoy contenta. 

Tener gebruik je als je beschrijft hoe oud iemand is of wanneer er een zelfstandig naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Tengo los ojos azules.

Lever gebruik je als je beschrijft of iemand iets draagt/aanheeft. 
Bijvoorbeeld: Lleva los pantalones azules. 

A
Ser
B
Llevar
C
Estar
D
Tener

Slide 28 - Quiz

Haarkleur beschrijven in het Spaans doe je met het werkwoord
Extra uitleg werkwoorden bij personen beschrijven

Ser gebruik je bij het beschrijven van uiterlijk en/of karakter wanneer er een bijvoeglijk naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Ella es guapa.

Estar gebruik je bij gemoedstoestanden
Bijvoorbeeld: Estoy contenta. 

Tener gebruik je als je beschrijft hoe oud iemand is of wanneer er een zelfstandig naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Tengo los ojos azules.

Lever gebruik je als je beschrijft of iemand iets draagt/aanheeft. 
Bijvoorbeeld: Lleva los pantalones azules. 

A
Ser
B
Llevar
C
Estar
D
Tener

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Vidéo

Aan de slag!
Schrijven



Slide 31 - Diapositive

Nu kan ik...
- een persoon beschrijven met correcte zinnen en veel woorden.
¿Qué puedes hacer ahora?

Slide 32 - Diapositive

Ik kan mezelf en anderen beschrijven.
Ja
Een beetje
Nee

Slide 33 - Sondage

Descripciones de personas (extra oefening, basis)

Bekijk de uitleg en zet de (bijvoeglijk naam-)woorden bij het juiste werkwoord.  (klik op 'siguiente/activar' en sleep)

Ejercicio 1

Slide 34 - Diapositive

Descripciones de personas (extra uitdaging)

Bekijk de uitleg (= in het Spaans) en maak de opdrachten

Ejercicio 2

Slide 35 - Diapositive

Los objetivos
Aan het einde van de les
succescriteria
Wat ik nog kan doen is.. 
Kan ik het werkwoord ser correct vervoegen
Ik heb minimaal 10 vormen van ser goed ingevuld 
Blik ik terug op de woordenschat omtrent 'familie' in het Spaans
Ik kan tijdens het lezen kan tenminste 5 namen opschrijven en 2 vragen beantwoorden 
Kan ik een persoon aanwijzen aan de hand van zijn beschrijving
Ik heb 6 van de 8 vragen goed gemaakt. 
weet ik enkele nieuwe woorden in het Spaans
Ik heb tenminste 4 nieuwe woorden geleerd vandaag 

Slide 36 - Diapositive