Start Unidad 3

Unidad 1


¿Y tú como eres?





1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Unidad 1


¿Y tú como eres?





Slide 1 - Diapositive

Descripciones de personas


físico
carácter 
personalidad
estados de ánimo

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Beschrijf jezelf in 4 zinnen
1: Soy......., 2: Tengo el pelo........, 3: Tengo los ojos........, 4: Llevo........

Slide 4 - Question ouverte

Tiene el pelo moreno. Lleva los pantalones azules.

A
B
C
D
A
Rosa
B
María
C
Pablo
D
Jorge

Slide 5 - Quiz

Lleva..........
A
los pantalones azules
B
la camiseta roja
C
barba
D
un sombrero

Slide 6 - Quiz

Tiene el pelo rizado. Lleva un vestido rojo.

A
B
C
D
A
Rosa
B
María
C
Pablo
D
Jorge

Slide 7 - Quiz

Es una mujer delgada, tiene el pelo rubio.

A
B
C
D
A
Rosa
B
María
C
Pablo
D
Jorge

Slide 8 - Quiz

Es....
A
viejo
B
joven
C
moreno
D
gordo

Slide 9 - Quiz

Es.......
A
peligroso
B
tímido
C
simpático

Slide 10 - Quiz

Tiene los ojos..........
A
azules
B
verdes
C
azul
D
verde

Slide 11 - Quiz

Karakter beschrijven in het Spaans doe je met het werkwoord
Extra uitleg werkwoorden bij personen beschrijven

Ser gebruik je bij het beschrijven van uiterlijk en/of karakter wanneer er een bijvoeglijk naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Ella es guapa.

Estar gebruik je bij gemoedstoestanden
Bijvoorbeeld: Estoy contenta. 

Tener gebruik je als je beschrijft hoe oud iemand is of wanneer er een zelfstandig naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Tengo los ojos azules.

Lever gebruik je als je beschrijft of iemand iets draagt/aanheeft. 
Bijvoorbeeld: Lleva los pantalones azules. 

A
Ser
B
Llevar
C
Estar
D
Tener

Slide 12 - Quiz

Haarkleur beschrijven in het Spaans doe je met het werkwoord
Extra uitleg werkwoorden bij personen beschrijven

Ser gebruik je bij het beschrijven van uiterlijk en/of karakter wanneer er een bijvoeglijk naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Ella es guapa.

Estar gebruik je bij gemoedstoestanden
Bijvoorbeeld: Estoy contenta. 

Tener gebruik je als je beschrijft hoe oud iemand is of wanneer er een zelfstandig naamwoord volgt. 
Bijvoorbeeld: Tengo los ojos azules.

Lever gebruik je als je beschrijft of iemand iets draagt/aanheeft. 
Bijvoorbeeld: Lleva los pantalones azules. 

A
Ser
B
Llevar
C
Estar
D
Tener

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Vidéo

Descripciones de personas (extra oefening, basis)

Bekijk de uitleg en zet de (bijvoeglijk naam-)woorden bij het juiste werkwoord.  (klik op 'siguiente/activar' en sleep)

Ejercicio 1

Slide 15 - Diapositive

Descripciones de personas (extra uitdaging)

Bekijk de uitleg (= in het Spaans) en maak de opdrachten

Ejercicio 2

Slide 16 - Diapositive