woordenschat Taalcompleet A1 thema 2 deel 3

Woorden thema 2 deel 3
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woorden thema 2 deel 3

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De woorden

1.
2. 
3. 
4. 
5. 
6. 

7. 
8. 
9. 
10. 
11. 
12. 
13. 
14. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De woorden

1.bijvoorbeeld
2. vragen
3. wanneer
4. dertig
5. veertig
6. begrijpen

7. makkelijk
8. beginnen
9. staan
10. zien
11. zitten
12. kiezen
13. het kruisje
14. het rondje

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

bijvoorbeeld
sommige vruchten kun je lang bewaren, bijvoorbeeld appels
het kruisje
Zet een kruisje voor het woord.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

het rondje
Zet een rondje om het woord.
moeilijk/makkelijk
Ik vind piano spelen moeilijk.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

vragen
ik vraag
jij vraagt - vraag jij?
hij ...................
zij ...................
u vraagt
wij vragen
jullie ................
zij vragen
begrijpen
ik .....................
jij begrijpt - begrijp jij?
hij begrijpt
zij .................
u begrijpt
wij begrijpen
jullie begrijpen
zij ..........................

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

beginnen
ik begin
jij begint -  .............. jij?
hij begint
zij begint
u ................
wij beginnen
jullie beginnen
zij beginnen
staan
ik ............
jij staat - sta jij?
hij staat
zij staat
u ................
wij staan
jullie staan
zij staan

Slide 7 - Diapositive

het eten staat op tafel
de man staat
zien
ik zie
jij .......... - zie jij?
hij .........
zij ziet
u ziet
wij ..............
jullie zien
zij zien
zitten
ik zit
jij ............ - zit  jij?
hij zit
zij ...........
u zit
wij .................
jullie zitten
zij zitten

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

kiezen
ik kies
jij kiest - kies jij?
hij ................
zij kiest
u .............
wij ................
jullie kiezen
zij kiezen

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

wanneer
Wanneer 
kom je?

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

........................
..........................

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht
Maak met elk woord 1 goede vraagzin:


* Denk aan de hoofdletter en aan het vraagteken.

voorbeeld
Wanneer ben je jarig?
Word je dertig jaar?
Zit jij in klas M1a?

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

begrijpen

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

beginnen

Slide 15 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

staan

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

zien

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

zitten

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

kiezen

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

vragen

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul in:
Zet een ......... voor het woord
A
rondje
B
kruisje

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul in:
Zet een ......... om het woord
A
rondje
B
kruisje

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions