2A: Week 40 en 41

Welkom!
Ga op de juiste plek zitten en pak je spullen.
 
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Ga op de juiste plek zitten en pak je spullen.
 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen: 

Je leert:
-Je leert leestekens op de juiste manier gebruiken.
-Je leert leenwoorden op de juiste manier te spellen.



Slide 2 - Diapositive

Leestekens
Je gebruikt leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.


Na een zelfstandige, mededelende zin komt een punt:
Tim zit op balletles. Hij vindt de lessen heel leuk.

Slide 3 - Diapositive

Komma
Komma: kan je op meerdere manieren gebruiken.
Als je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere) zin kan de komma…
Tussen twee persoonsvormen staan: Als het hard regent, moet je een regenjas aan.

Voor voegwoorden als maar, nadat, omdat, terwijl en want staan: Lotte miste de trein, omdat ze te laat opstond.

Voor en na een deel van een zin dat niet zelfstandig kan staan, staan: De peren, die beschimmeld zijn, moet je weggooien.
Of je zet een komma tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en):
Nederlanders gaan graag op vakantie naar Frankrijk, Spanje en Duitsland.

Slide 4 - Diapositive

Dubbele punt
Je gebruikt een dubbele punt:
Voor een aangekondigde opsomming: Dit zijn onze favoriete restaurants: Burger King, KFC en Taco Bell.

Voor de directe rede of een citaat. Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer:
Ingmar zei vol zelfvertrouwen: ‘Ik ga de toets makkelijk halen.’

Als het tweede deel van een zin een verklaring op reden vormt bij het eerste deel:
Romy verzorgt haar konijnen goed: ze is een echte dierenvriend.

Slide 5 - Diapositive

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
Bij de directe rede of een citaat:
‘Wil jij vanavond de container buitenzetten?’ Vroeg Ruben.
‘Vanavond ga ik lekker uiteten’, zei Esmee tegen haar vriendin.
Marit smeekte haar moeder: ‘Mogen Noor en Freek blijven logeren?’

Bij een indirecte rede gebruik je geen aanhalingstekens:
Ruben vroeg aan zijn broer of hij de container buiten wilde zetten.
Diego denkt bij zichzelf: waar ben ik aan begonnen?

Slide 6 - Diapositive

Vul de juiste leestekens in:
daan leest nog elke week de donald duck hij pakt hem altijd direct uit de brievenbus

Slide 7 - Question ouverte

Noteer de juiste leestekens:
onlangs waren we een weekend in belgië waar we veel plezier hadden

Slide 8 - Question ouverte

Welke zin is goed geschreven?
A
De verjaardag van Olaf viel nogal tegen, bijna niemand kwam opdagen
B
De verjaardag van Olaf viel nogal tegen: bijna niemand kwam opdagen. 
C
De verjaardag van, Olaf viel nogal tegen, bijna niemand kwam opdagen.
D
De verjaardag van Olaf viel nogal tegen bijna niemand kwam opdagen

Slide 9 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
Toen we bij de dierentuin aankwamen zagen we de giraffen al 
B
Toen we, bij de dierentuin aankwamen, zagen we de, giraffen al.
C
Toen we bij de dierentuin aankwamen zagen we de giraffen al. 
D
Toen we bij de dierentuin aankwamen, zagen we de giraffen al. 

Slide 10 - Quiz

Welke leenwoorden ken jij?

Slide 11 - Carte mentale

Leenwoorden
Woorden die uit andere talen in het Nederlands zijn terechtgekomen, heten leenwoorden. Je hebt ze op allerlei gebieden:
Sport
Eten
Kleding
Uiterlijk
Verkeer
Computers

Slide 12 - Diapositive

Zo spel je Engelse woorden
Een samenstelling van Engelse woorden schrijf je in het Nederlands als één woord: eyecatcher, multiplechoicevraag.
 
Als het rechter deel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken: back-up, stand-by

Sommige combinaties worden gezien als een woordgroep. Dan schrijf je de delen los: compact disc., first lady

Slide 13 - Diapositive

Zo schrijf je Franse leenwoorden
Veel Franse woorden schrijf je in het Nederlands zonder accenttekens: compote, hotel, ragout.
De accenten op de e blijven behouden als dat nodig is om de uitspraak aan te geven:
Soms schrijf je een accent aigu, zoals bij paté
Soms schrijf je een accent grave, zoals bij crème
Soms schrijf je een accent circonflexe, zoals bij crêpe

Slide 14 - Diapositive

Welk gevoel heb jij over de lesstof?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Sondage

Aan de slag
Wat: De opdrachten van week 40 en week 41 in je online planning maken
Hoe: Op je laptop
Hulp: De theorie uit je boek en docent
Tijd: Tot het einde van de les
Uitkomst: Je hebt het lesdoel behaald
Klaar: Trainen in je online planning voor de summatieve toets

Slide 16 - Diapositive

Wat vond je van deze les?
Schrijf je antwoord zo: Ik vond deze les........ omdat.........

Slide 17 - Question ouverte

Heb je de lesdoelen behaald?
-Je leert leestekens op de juiste manier gebruiken.
-Je leert leenwoorden op de juiste manier te spellen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Sondage