14/9 2ha Spelling §3 leenwoorden (Engelse en Franse)

  • Neem plaats volgens de plattegrond.
  • Open je boek alvast op blz. 250-251.
  • Log in op LessonUp (de code staat linksonder in beeld!) 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

  • Neem plaats volgens de plattegrond.
  • Open je boek alvast op blz. 250-251.
  • Log in op LessonUp (de code staat linksonder in beeld!) 

Slide 1 - Diapositive

1. Het huiswerk nakijken en bespreken.
2. Starten met Cursus 7: Spelling, paragraaf 3 (leenwoorden).
3. Leesautobiografie.
4. Vooruitblikken en afronden.


Wat gaan we vandaag doen?

Slide 2 - Diapositive

  • Je hebt aantekeningen gemaakt bij Spelling paragraaf 3.
  • Je weet wanneer je komma's, dubbele punten en aanhalingstekens gebruikt.
  • Je weet hoe je leenwoorden op de juiste manier moet spellen.
Lesdoelen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Wat klopt hier niet?

Slide 8 - Question ouverte

Wat klopt hier niet?

Slide 9 - Question ouverte

En hier?

Slide 10 - Question ouverte

Niet waar
Waar
Een zin eindigt altijd met een punt.
Tussen twee persoonsvormen zet je een komma.. 
Als je iemand aanspreekt, zet je een uitroepteken achter zijn of haar naam.
Een uitroepteken gebruik je bij een vraag.
Aanhalingstekens gebruik je als je een stukje tekst letterlijk overneemt.
Voor woorden zoals want, maar of omdat zet je een komma.
Leestekens maken het lezen makkelijker.

Slide 11 - Question de remorquage

Hoe heten de leestekens die hierboven staan? Sleep de juiste naam naar het juiste leesteken.
aanhalingsteken
komma
punt
puntkomma
vraagteken

Slide 12 - Question de remorquage

Leenwoorden
Zijn woorden die uit een andere taal in het Nederlands terecht zijn gekomen. Deze leenwoorden komen op heel veel gebieden voor. 

Zoek drie leenwoorden op (met behulp van je iPad). Probeer ook te onderzoek uit welke taal we deze woorden hebben geleend.
timer
5:00

Slide 13 - Diapositive

Welke leenwoorden heb je gekomen?
En waar komen deze vandaan?

Slide 14 - Question ouverte

  • Een samenstelling van Engelse leenwoorden schrijf je in het Nederlands als één woord. 
    eyecatcher, multiplechoicevraag, skatebaan

  • Als het rechter deel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, plaats je een koppelteken.
    stand-by, back-up,  shout-out

  • Sommige combinaties worden gezien als een woordgroep. Dan schrijf je die delen los:
    compact disc, first lady, make up  

Engelse leenwoorden

Slide 15 - Diapositive

  • Veel franse woorden schrijf je in het Nederlands zonder accenttekens
    compact, hotel, ragout

  • De accenten op de -e blijven behouden als dat nodig is voor de uitspraak
    Accent aigu
    Accent grave
    Accent circonflexe
Franse leenwoorden

Slide 16 - Diapositive

Wat?
Cursus 7 Spelling, paragraaf 3 Leenwoorden.
Opdracht 1 t/m 3 (bladzijde 252-253).
Hoe?
Zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
Steek je vinger op.
Tijd
Tien minuten.
Waarom?
Om te oefenen met de spelling van leenwoorden uit het Engels en het Frans.
Klaar?
Onderzoek alvast wat voor soort boek je wil lezen.
Maken
timer
10:00

Slide 17 - Diapositive

Leesautobiografie
Huiswerk voor maandag 
 18 september:

  • Opdrachten spelling H3.
  • Kies een leesboek.


Slide 18 - Diapositive

  • Je hebt aantekeningen gemaakt bij Spelling paragraaf 3.
  • Je weet wanneer je komma's, dubbele punten en aanhalingstekens gebruikt.
  • Je weet hoe je leenwoorden op de juiste manier moet spellen.
Lesdoelen

Slide 19 - Diapositive

Welk leesteken hoort op de plek van het vraagteken?

Mijn hond is moe (?) want hij heeft twee uren gelopen.


A
komma
B
dubbele punt
C
aanhalingsteken

Slide 20 - Quiz

Welk leesteken hoort op de plek van het vraagteken?

Hij zei nog zo: (?) Neem voldoende drinken mee! (?)

A
komma
B
dubbele punt
C
aanhalingstekens

Slide 21 - Quiz