les 4.7 Formuleren §1.2 en §1.3

Nederlands
Opbouw van je tekst
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Opbouw van je tekst

Slide 1 - Diapositive

deel 1: Formuleren hfdst. 1,
 
§1.2 Signaalwoorden

Slide 2 - Diapositive

Signaalwoorden
Signaalwoorden gebruik je vaak al goed, maar je bent er (nog) niet zo bewust van.

  1. Door signaalwoorden snel te herkennen kun je sneller en duidelijker informatie verwerken (tekststructuur).
  2. Door signaalwoorden te gebruiken breng je logica in jouw tekst of presentatie aan.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Max wil graag naar school. Hij wil zijn diploma halen.

Met welk signaalwoord kun je deze zinnen verbinden tot een logische zin?
A
tenzij
B
ook
C
maar
D
want

Slide 6 - Quiz

Bert Kassie werkt in principe alleen. Hij krijgt nog veel hulp van zijn vader.

Met welk signaalwoord kun je deze zinnen verbinden tot een logische zin?
A
bovendien
B
dus
C
maar
D
daarom

Slide 7 - Quiz

Welk signaalwoord moet op de puntjes?

De heer Kassie had de omvang van deze werkruimte wat misrekend, [......] hij ruimte tekortkwam en op zoek moest naar nog een werkplaats.
A
zoals
B
waardoor
C
waarvoor
D
en

Slide 8 - Quiz

De studente had veel zin om haar eerste groepsles in de sportschool te kunnen geven. [......] had zij zich goed voorbereid en haar lesplan nauwkeurig uitgewerkt.
A
bovendien
B
dus
C
maar
D
daarom

Slide 9 - Quiz

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'waardoor' aan?

De heer Kassie had de omvang van deze werkruimte wat misrekend, waardoor hij ruimte tekortkwam.
A
doel - middel
B
oorzaak - gevolg
C
argument

Slide 10 - Quiz

Sleep de verbanden naar de juiste signaalwoorden
maar, daarentegen
Bijvoorbeeld, neem nou
Ten eerste, als laatste, ABC
Eerst, vervolgens, daarna
Doordat, waardoor
Tijdsvolgorde
Oorzaak- gevolg
Opsomming
Tegenstelling
Voorbeeld

Slide 11 - Question de remorquage

Welke signaalwoord hoort in welke zin? 
Sleep de signaalwoorden naar de goede plaats.
 ________  zij op tijd vertrokken, kwamen zij toch te laat.

 ________ hun oom lukte het niet om op tijd te komen.

 ________ zij eerder waren geweest, was er nog taart.    

Hoewel
Ook
Doordat
Bovendien
Indien

Slide 12 - Question de remorquage

Koppel de signaalwoorden aan het goede tekstverband.
Voorbeeld
Opsomming
Oorzaak-gevolg
Tegenstelling
toch
bijvoorbeeld
en
doordat
verder
maar
zoals
dus

Slide 13 - Question de remorquage

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

NU Nederlands digitaal:
Ontwikkeldossier:
  • weekopgaven Nu Nederlands: Grammatica hoofdstuk 5 + oefentoets
  • weekopgaven Nu Nederlands: Formuleren hoofdstuk 1 + oefentoets
  • dagopgaven 6 weken Beter Spellen
Cijferopbouw:
  • groepsopdracht filmpje gesprek "Ondergedoken als Anne Frank" (30%)
  • toets Grammatica hfdst.5 (30%)
  • dinsdag 22 juni, 9.00 uur: toets Formuleren hfdst. 1 (30%)

Slide 16 - Diapositive