Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2
Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Zoet water
Zout water
gletsjers
rivieren
97%
zeeën
3%
meren
rivieren
in de bodem
ijs
waterdamp
oceanen
Slide 2 - Question de remorquage
Op de afbeelding zie je de korte kringloop van het water. Zet de woorden in de goede volgorde.
1.
2.
3.
4.
regen
verdampen
wolken
afkoeling
Slide 3 - Question de remorquage
1
2
3
4
5
6
7
De zon verwarmt de oceaan
Er ontstaan wolken
Er ontstaat neerslag
Oceaanwater verdampt
Water valt terug in de oceaan
Waterdamp koelt af
Waterdamp stijgt op
Slide 4 - Question de remorquage
In welke fase zit water als het mist?
A
vast
B
gas
C
vloeibaar
Slide 5 - Quiz
Wat is condenseren?
A
gas wordt vaste stof
B
gas wordt vloeistof
C
vloeistof wordt gas
D
vloeistof wordt vaste stof
Slide 6 - Quiz
Wat is smelten?
A
vaste stof wordt vloeistof
B
gas wordt vaste stof
C
vaste stof wordt gas
D
vloeistof wordt vaste stof
Slide 7 - Quiz
Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 8 - Quiz
Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 9 - Quiz
Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 10 - Quiz
Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren
Slide 11 - Quiz
Geef de namen van de faseovergangen 2 en 5.
Nummer 2
Nummer 5
Smelten
Stollen
Rijpen
Verdampen
Condenseren
Sublimeren
Slide 12 - Question de remorquage
Water verandert in ijs
Waterdamp verandert in drupels
IJs verandert in water
water verandert in damp
Condenseren
Bevriezen
Smelten
Verdampen
Slide 13 - Question de remorquage
Voor welke faseovergangen dient de stof verwarmd te worden?
Nask leerdoel 27
A
sublimeren, condenseren, stollen
B
rijpen, smelten, verdampen
C
rijpen, stollen, verdampen
D
sublimeren, smelten, verdampen
Slide 14 - Quiz
Je gaat ijs verwarmen. In welke volgorde komen de faseovergangen dan voor?
A
eerst smelten, dan condenseren
B
eerst smelten, dan stollen
C
eerst smelten, dan verdampen
D
eerst verdampen, dan condenseren
Slide 15 - Quiz
Neerslag komt in twee toestanden voor: vast en vloeibaar. Bij welke soorten neerslag is het water vloeibaar?
A
dauw
B
sneeuw
C
regen
D
rijp
Slide 16 - Quiz
Hoe heet de neerslag die je in de zomer 's ochtends op bomen en planten kunt vinden?
A
ijzel
B
dauw
C
regen
D
rijp
Slide 17 - Quiz
Tijdens een willekeurige winterdag zit er veel waterdamp in de lucht. Vervolgens daalt de temperatuur ’s nachts naar −4 °C. Wat zul je de volgende ochtend op de takken vinden?
A
rijp
B
waterdruppels
C
waterdamp
Slide 18 - Quiz
Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken
Slide 19 - Quiz
hoe heet deze faseovergang? vast --> vloeibaar
A
rijpen
B
smelten
C
stollen
D
verdampen
Slide 20 - Quiz
De was droogt ook als het vriest. Welke faseovergang heeft er plaatsgevonden?
A
stollen
B
verdampen
C
smelten
D
vervluchtigen
Slide 21 - Quiz
Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?
A
rijpen
B
bevriezen
C
smelten
D
condenseren
Slide 22 - Quiz
Waar kan fotosynthese plaatsvinden
A
planten
B
dieren
C
schimmels
D
bacteriën
Slide 23 - Quiz
Waar kan verbranding plaatsvinden?
A
Planten
B
Planten, dieren, schimmels en bacteriën
C
Schimmels, bacteriën, dieren
D
Planten, dieren
Slide 24 - Quiz
In de koolstofkringloop worden door veel organismen stoffen verbrand. Welke organismen in de koolstofkringloop doen aan verbranding?
A
planten
B
dieren
C
dieren en schimmels
D
zowel planten, dieren als schimmels
Slide 25 - Quiz
Welke kringloop is hiernaast weergegeven?
A
Voedselkringloop
B
Koolstofkringloop
C
Stikstofkringloop
D
Fotosynthese/verbranding kringloop
Slide 26 - Quiz
Is de afbeelding hiernaast een verbrandingsreactie of de fotosynthese?
A
Verbranding,
koolstofdioxide en water reageren tot glucose en zuurstof.
B
Verbranding,
koolstofdioxide en zuurstof reageren tot glucose en water.
C
Fotosynthese,
Koolstofdioxide en water reageren tot glucose en zuurstof.
D
Fotosynthese,
Koolstofdioxide en zuurstof reageren tot glucose en water.