3.3 Veranderen van fase

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

De dichtheid van lood is 11,35 g/cm3.
Bereken het volume van 1 kg lood.
V = m : p

Slide 2 - Question ouverte

Wat is de formule voor dichtheid?

Slide 3 - Question ouverte

Bereken de
dichtheid van het blokje.


p=Vm
p=(cm3g)

Slide 4 - Question ouverte

Honderd gram zand heeft een volume van 62,5 cm3. Bereken de dichtheid van zand.

Slide 5 - Question ouverte

Een zilveren ring weegt 7,3g en heeft een volume van 1,5cm3.
Wat is de dichtheid van deze ring?

Slide 6 - Question ouverte


Hiernaast zie je een blokje met een volume van ... cm3. De massa is 6,96 gram. Bereken de dichtheid?

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Geef de namen van de faseovergangen 2 en 5.
Nummer 2
Nummer 5
Smelten
Stollen
Rijpen
Verdampen
Condenseren
Sublimeren

Slide 10 - Question de remorquage

Slide 11 - Diapositive

In welke fase is water wanneer er condens op een koude ruit in de kamer zit.
A
vast
B
condenseren
C
vloeibaar
D
gas

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

Water verandert in ijs
Waterdamp verandert in drupels
IJs verandert in water
water verandert in damp
Condenseren
Bevriezen

Smelten

Verdampen

Slide 15 - Question de remorquage

1.
2.
3
4.
5.
6.
rijpen
vervluchtigen
smelten
stollen
condenseren
verdampen

Slide 16 - Question de remorquage

Voor welke faseovergangen dient de stof verwarmd te worden?
Nask leerdoel 27
A
sublimeren, condenseren, stollen
B
rijpen, smelten, verdampen
C
rijpen, stollen, verdampen
D
sublimeren, smelten, verdampen

Slide 17 - Quiz

Je gaat ijs verwarmen. In welke volgorde komen de faseovergangen dan voor?
A
eerst smelten, dan condenseren
B
eerst smelten, dan stollen
C
eerst smelten, dan verdampen
D
eerst verdampen, dan condenseren

Slide 18 - Quiz

Neerslag komt in twee toestanden voor: vast en vloeibaar.
Bij welke soorten neerslag is het water vloeibaar?
A
dauw
B
sneeuw
C
regen
D
rijp

Slide 19 - Quiz

Hoe heet de neerslag die je in de zomer 's ochtends op bomen en planten kunt vinden?
A
ijzel
B
dauw
C
regen
D
rijp

Slide 20 - Quiz

Tijdens een willekeurige winterdag zit er veel waterdamp in de lucht. Vervolgens daalt de temperatuur ’s nachts naar −4 °C.
Wat zul je de volgende ochtend op de takken vinden?
A
rijp
B
waterdruppels
C
waterdamp

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive