13-10

13-10
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

13-10

Slide 1 - Diapositive

Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?
  • Francofolies
  • Le test 
  • les verbes 

Slide 2 - Diapositive

Francofolies
Wat: Jullie kiezen een park uit het boek, zoeken 5 interessante feitjes (Frans) en een foto op.
Hoe: In tweetallen maak je een post op de padlet (Nederlands).
Hulp: Internet, docent
Tijd: 15 minuten
Uitkomst: Ieder tweetal heeft onderzoek gedaan naar een park. Waarom is jullie park favoriet?
Klaar: Controleer of alle gevraagde onderdelen aanwezig zijn/ 
herhaal avoir, être, aller en faire
timer
15:00

Slide 3 - Diapositive

LE VERBE FRANCAIS

Slide 4 - Diapositive

Les verbes réguliers
  • werkwoorden op -er
Les verbes irréguliers
  • être
  • avoir
  • aller
  • faire

Slide 5 - Diapositive

présent
tegenwoordige tijd

Slide 6 - Diapositive

Monsieur, ... formidable!
A
tu es
B
vous êtes
C
nous sommes
D
tu est

Slide 7 - Quiz

Het is
A
est
B
c'est
C
c'es
D
ce sont

Slide 8 - Quiz

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 9 - Question de remorquage

avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est

Slide 10 - Question de remorquage

Les verbes réguliers en -er
Regelmatige werkwoorden op -er. Er is een regel!
Stap 1: haal -er van het werkwoord af
Stap 2: voeg de juiste uitgang toe > e/es/e/ons/ez/ent

Slide 11 - Diapositive

Vertaal: (parler) Zij praten
A
Elle parle
B
Elles parlent
C
Nous parlons
D
Ils parlont

Slide 12 - Quiz

Vertaal:
(chercher) Wij zoeken
A
Nous cherchons
B
On cherchons
C
Vous cherchez
D
On cherche

Slide 13 - Quiz

Zet in de goede vorm:
tu (regarder) ____________
A
regarde
B
regardes
C
regardons
D
regardent

Slide 14 - Quiz

Vertaal:
(habiter) Jij woont

Slide 15 - Question ouverte

Vertaal:
(chanter) Zij zingt

Slide 16 - Question ouverte

Vertaal:
(regarder) Ik kijk

Slide 17 - Question ouverte

Hoe vervoeg je het werkwoord 'oublier': nous .....?

Slide 18 - Question ouverte

vous faites
je fais
il fait
ils font
on fait
tu fais
men doet/maakt
Léa en Marc doen/maken
ik doe/maak
jullie doen/maken
jij doet/maakt
hij doet/maakt

Slide 19 - Question de remorquage

Schrijf het rijtje op van gaan (aller)

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Diapositive