Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Toets
Serieschakelingen
Slide 1 - Diapositive
Hoe vergelijkt de stroom bij A1 met de stroom bij A2
A
A1 > A2
B
A1 = A2
C
A1 < A2
D
Je kan het niet bepalen
Slide 2 - Quiz
Wat is de vervangingsweerstand
A
20 Ohm
B
5 Ohm
C
7,5 Ohm
D
10 Ohm
Slide 3 - Quiz
Wat geeft de stroommeter aan.
A
1,2 Amp
B
12 Amp
C
1,66 Amp
D
0,6 Amp
Slide 4 - Quiz
Wat geeft de voltmeter aan.
A
3 Volt
B
6 Volt
C
0,83 Volt
D
Geeft niks aan.
Slide 5 - Quiz
Wat geeft deze voltmeter aan.
A
8 Volt
B
4 Volt
C
Geeft niks aan
D
6 Volt
Slide 6 - Quiz
Wat is de totale weerstand?
A
9
B
3
C
12
D
11
Slide 7 - Quiz
Wat is de grootte van de onbekende weerstand?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 8 - Quiz
Wat is de stroom?
A
7 A
B
4 A
C
3 A
D
1,2 A
Slide 9 - Quiz
De I is 0,1A. Hoe groot is R2?
Slide 10 - Question ouverte
Over een lampje meet je 12V. De weerstand van het lampje is 60Ω Wat is de stroomsterkte?
A
10A
B
0,2A
C
0,1A
D
1440A
Slide 11 - Quiz
2 lampjes staan in serie op een accu van 12V aangesloten. De I door de lampjes is 0,1A. Wat is de totale weerstand van de lampjes?
A
24Ω
B
120Ω
C
2,4Ω
D
120V
Slide 12 - Quiz
3 weerstanden staan in serie: 100 Ω, 300 Ω en 1mΩ. Bereken de totale weerstand
A
401Ω
B
301Ω
C
1300Ω
D
400,001Ω
Slide 13 - Quiz
In welke schakeling zijn de voltmeter en ampèremeter goed aangesloten?
A
Schakeling A
B
Schakeling B
C
Schakeling C
D
Schakeling D
Slide 14 - Quiz
hoe groot is de spanning en de stroomsterkte in elk lampje als de lampjes dezelfde weerstand hebben.
Slide 15 - Question ouverte
Welke spanning en stroomsterkte levert de spanningsbron?
Slide 16 - Question ouverte
Benoem 3 eigenschappen van een serieschakeling.
Slide 17 - Question ouverte
Hoe verhouden zich de deelspanningen in een serieschakeling.
Slide 18 - Question ouverte
Waarvoor dient een voorschakelweerstand
Slide 19 - Question ouverte
Door drie in serie geschakelde weerstanden loopt een stroom van 0,05 A. Over R1 staat een spanning van 2 V en over R2 een spanning van 2,5 V. De weerstand R3 is 25 Ω. Vraag: Bereken U totaal en R totaal.
Slide 20 - Question ouverte
Drie weerstanden in serie geschakeld op 60 V. Over U1 staat een spanning van 12 V. Over U2 staat 20V, de totale weerstand is 400 Ω. Vraag: Bereken U3 en R1, R2 en R3
Slide 21 - Question ouverte
Een lampje van 6V/3 W wordt met een voorschakelweerstand aangesloten op 24V Vraag: Bereken de voorschakelweerstand en het vermogen van de weerstand.
Slide 22 - Question ouverte
Een lichtgevende diode (LED) mag een stroom van maximaal 50mA hebben. Bron = 10 V De spanning over de LED is 3 V. Vraag: Bereken de voorschakelweerstand.
Slide 23 - Question ouverte
Je sluit met een lange kabel een motor aan op een spanning van 50V. De kabelweerstand is 0,4 Ω, de stroom is 3A Vraag : Hoeveel spanning staat er over de motor.