Persoonsvorm t.t.

Werkwoordspelling dif-uur

1 / 31

Slide 1: Diapositive

NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

La durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling dif-uur

Slide 1 - Diapositive

Welke regels van werkwoordspelling heb je gehad en ken je nog?

Slide 2 - Question ouverte

Welke van de net genoemd regels gebruik je voor de tegenwoordige tijd?

Slide 3 - Question ouverte

Welke van de net genoemd regels gebruik je voor de verleden tijd?

Slide 4 - Question ouverte

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Slide 5 - Diapositive

Lesdoelen

Ik ken de verschillende vormen van de pv in de tegenwoordige tijd

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Alleen deze vormen kun je tegenkomen in de tegenwoordige tijd

Slide 8 - Diapositive

1. Ik-vorm

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam

ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 9 - Diapositive

2. Ik-vorm + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de ik-vorm + t

jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 10 - Diapositive

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord

wij lopen

zij fietsen

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 11 - Diapositive

(bouwen t.t.) 1. Het jongetje ....... in de zandbak.

Slide 12 - Question ouverte

Hele werkwoord = BOUWEN

De jongen(hij-vorm)= ik-vorm + t

BOUWEN -en = BOUW

BOUW + t = BOUWT

Waarom Bouwt?

Slide 13 - Diapositive

(rillen t.t.) 2. De kinderen ...... in het koude water.

Slide 14 - Question ouverte

Hele werkwoord = RILLEN

De kinderen (zij meervoudsvorm)= het hele werkwoord

RILLEN

Waarom RILLEN?

Slide 15 - Diapositive

(wandelen t.t.) 3. Je ..... daar niet graag, hé?

Slide 16 - Question ouverte

Hele werkwoord = Wandelen

Jij vorm = ik-vorm + t

Wandelen - en = wandel

Wandel + t = wandelt

Waarom WANDELT?

Slide 17 - Diapositive

(nemen t.t.) 4. ...... je liever de andere weg?

Slide 18 - Question ouverte

Hele werkwoord = Nemen

PV + jij? = ik-vorm

Nemen - en = Neem

Neem jij?

Waarom NEEM?

Slide 19 - Diapositive

Ik vraag je bij de volgende opdracht een rijtje te maken van een werkwoord:

VOORBEELD: ZWEMMEN

Ik zwem/zwem jij?

Hij/zij/jij zwemt

wij zwemmen

jullie zwemmen

zij (de jongens) zwemmen

Slide 20 - Diapositive

Schrijf nu het hele rijtje uit van werkwoord HOUDEN:

Slide 21 - Question ouverte

Wat is nu het belangrijkste dat je van deze les moet onthouden over de tegenwoordige tijd?

Slide 22 - Question ouverte

(redden t.t.) 5. Mijn zus ......... het wel dit schooljaar.

Slide 23 - Question ouverte

(worden t.t.) 6. Jesse ..... bijna 10.

Slide 24 - Question ouverte

(gooien t.t.) 7. Ank en Anja .... de bal naar elkaar over.

Slide 25 - Question ouverte

(spelen t.t.) 8. Het elftal ........ vandaag thuis.

Slide 26 - Question ouverte

(schudden t.t.) 9. Hij ...... de oplossing zo uit zijn mouw.

Slide 27 - Question ouverte

(vinden t.t.) 10. .......... jij dat een leuke band?

Slide 28 - Question ouverte

Hele werkwoord = vinden

PV + jij? = ik-vorm

Vinden - en = vind

vind jij?

Waarom Vind?

Slide 29 - Diapositive

Mijn zusje ......................... de voorstelling geweldig.

De docenten ............. toetsen nakijken een stomme bezigheid.

.............. jij de Whopper ook lekkerder dan de Big Mac?

De meeste honden........................ katten maar rare wezens.

........................... je zus die jongen uit de vijfde nog steeds leuk?

vind

vindt

Vinden

vinden

Slide 30 - Question de remorquage

En?

Welke vraag ging goed?

Welke vraag ging verkeerd?

En hoe komt dat dan?

Slide 31 - Diapositive