Les 5 Taalverzorging -H2 aan elkaar of los?

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 4

Welkom!

Telefoon in de koffer, jas aan de kapstok. 

Neem rustig plaats. 

Socialiseren

Vandaag

• Samen lezen (400 brieven)
• Instructie
• Zelfstandig werken
• Evaluatie

Lesdoel

Aan het eind van de les weet ik welke woorden in aan elkaar, of los moet schrijven.

Instructie

In het Nederlands schrijf je twee of meer woorden aan elkaar als ze één begrip vormen. Dit doe je bijvoorbeeld bij:

• samenstellingen die bestaan uit twee of meer zelfstandige naamwoorden.
  

Bijvoorbeeld: kassabon, bibliotheekpas, motorbootverzekering.

Instructie

• werkwoorden die beginnen met voorzetsels, zoals: na, op, over, uit.
  

Bijvoorbeeld:

– Ik heb de hond uitgelaten. Wij gaan de hond uitlaten.

• woorden met er-, daar-, hier- en waar- plus een voorzetsel.
  

Bijvoorbeeld: erin, daarachter, hierbij, waarover.

Toepassen

Hoe komt het dat zij denkt dat de winkel weggaat?

Toepassen

Bekijk de reclame- en krantenkoppen. Wat klopt er niet?

Vanaf vandaag verkopen we weer vlees van twee jarige koeien!

Alleen deze week: buiten band kopen, binnen band gratis

Lekker bekken – nu 3 euro

• Tweejarige moet aan elkaar. Er worden geen twee koeien verkocht die jarig zijn.

• Buitenband en binnenband moeten aan elkaar. Het lijkt nu net of je buiten de winkel een band moet kopen om binnen in de winkel een band gratis te krijgen.

• Lekkerbekken moet aan elkaar. Anders staat er dat je lekker kunt bekken (zoenen) voor drie euro.

Toepassen

Soms schrijf je woorden niet aan elkaar, maar gebruik je een streepje (-), bijvoorbeeld als je een verkeerde uitspraak krijgt. Gebruik ook een streepje in een samenstelling met cijfers, tekens en aardrijkskundige namen. VB: 

12-jarige

auto-ongeluk

Zuid-Limburg

4-persoonskamer

$-teken

Toepassen

Jullie maken in Nieuw Nederlands/digitaal van Hoofdstuk 2 - Aan elkaar of los - Taalverzorging

Jullie maken opdracht 1 tot en met 5 deze les helemaal af. 

Snel klaar? Werk dan door met de opdrachten. 

Evaluatie

Hoe ging deze les?

Wat vond je lastig? Wat gaat goed?