H3 en 10

H3 en 10
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H3 en 10

Slide 1 - Diapositive

Wanneer gebruik je een scheurlijn in een grafiek?
A
Als je de grafiek wilt verscheuren
B
Als je een deel die je niet gebruikt op de verticale als eruit wil knippen
C
altijd bij een dalende lijn

Slide 2 - Quiz

Wat is een richtingscoëfficiënt?
A
een formule
B
een assenstelsel
C
een getal die aangeeft hoeveel de grafiek per stap stijgt of daalt
D
het begingetal

Slide 3 - Quiz

Wat zijn de variabelen in deze formule H = 5 + 3t
A
H en t
B
5 en 3
C
3t
D
H

Slide 4 - Quiz

Formule y = 9000 - 100x
Wat is het begingetal?
A
100
B
-100
C
y
D
9000

Slide 5 - Quiz

Formule y = -6 + 8x
Wat is de richtingscoëfficiënt?
A
6
B
8
C
-6
D
-8

Slide 6 - Quiz

Hoe loopt de grafiek met de formule
H = 2000 - 100t
A
dalend
B
stijgend
C
verticaal
D
horizontaal

Slide 7 - Quiz

Aantal liter = 500 - 50t
t is in minuten
Na hoeveel minuten is er 0 liter over?
A
t = 5
B
t = 0
C
t = 8
D
t = 10

Slide 8 - Quiz

Verdiensten in euro = 5 + 2,50t
t is tijd in uren
Hoeveel heb je verdient na 4 uur werken?
A
30 euro
B
10 euro
C
15 euro
D
17,50 euro

Slide 9 - Quiz

Bekijk het plaatje hiernaast
Als je de grafiek van de mannen en vrouwen bij elkaar optelt, dan krijg je de groene grafiek. Dit heet de somgrafiek.
voorbeeld in 2009 waren er 200 vrouwen en 150 mannen, dus totaal in 2009 350 inwoners

Slide 10 - Diapositive

som- en verschilformule
Bij een somformule tel je 2 formules bij elkaar op. De getallen samen en de letters samen.
Bij een verschilformule haal je de ene formule af van een andere formule. Voorbeeld  H = 5 + 10t                begingetal 5 - 2 = 3
                        H = 2  -  6t              10t - - 6t = 10t + 6t = 16t
                        H = 3 + 16t  
min en min achter elkaar wordt plus en een min voor een getal hoort bij het getal. Dus voor de 6 staat een min, dus de min hoort bij 6. 

Slide 11 - Diapositive

Maak van de 2 formules een somformule.
h = 5 + 6t
h = 3 + 4t
Wat is de somformule
A
h = 5 + 6t
B
h = 8 + 10t
C
h = 2 + 2t
D
h = 8 + 2t

Slide 12 - Quiz

Maak van de 2 formules een somformule.
aantal = 4 - 6t
aantal = 4 + 2t
Wat is de somformule
A
aantal = 4 + 4t
B
aantal = 8 + 8t
C
aantal = 8 + 4t
D
aantal = 8 -4t

Slide 13 - Quiz

Maak van de 2 formules een verschilformule.
y = 10 - 7x
y = 5 + 3x
Wat is de verschilformule
A
y = 15 + 10x
B
y = 5 + 10x
C
y = 5 - 10x
D
y = -5 - 10x

Slide 14 - Quiz

Maak van de 2 formules een verschilformule.
inhoud = 15 + 6p
inhoud = -5 + 4p
Wat is de verschilformule
A
inhoud = 10 + 6p
B
inhoud = 20 + 2p
C
inhoud = 10 + 2p
D
inhoud = 15 + 2p

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Welke formule hoort bij de groene lijn?
A
y = 1,5
B
x = 1,5

Slide 17 - Quiz

Hoe loopt de grafiek y = 5
A
verticaal
B
horizontaal

Slide 18 - Quiz

Wat is de formule van de rode lijn?
A
x = -2
B
x = 2
C
y = 2
D
y= -2

Slide 19 - Quiz

Welke bewering is waar.
I De richtingscoëfficiënt van een dalende lijn is negatief
II de grafiek x = 10 loopt verticaal
A
alleen I
B
I en II
C
alleen II
D
geen van beide

Slide 20 - Quiz

Oplossen van een vergelijking met de balansmethode
Een vergelijking is als je 2 lineaire formules aan elkaar gelijk stelt => bijvoorbeeld 5a + 10 = 2a + 19

LET OP => tussen 5 en a staan een keer teken die we niet zien.
Dus je hebt 5 keer a plus 10 is evenveel als 2 keer a plus 19

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Balansmethode
Om een vergelijking op te lossen gebruiken we de balansmethode.
De afspraak is om letters links over te houden en getallen rechts van het = teken.
Zo kan je de waarde van 1 letter berekenen.

Slide 23 - Diapositive

Voorbeeld
3b + 3 = b + 7
Er staat dat 3 keer een blokje plus 3 gewichtjes evenveel is als 1 blokje en 7 gewichtjes
Om te weten hoeveel 1 blokje weegt gebruiken we de balansmethode

Slide 24 - Diapositive

3b + 3 = b + 7
We halen aan beide kanten van het = teken een blokje weg.
Dan heb je nog 2b + 3 = 7
Nu halen we links nog 3 gewichtjes weg en rechts ook
Dan heb je 2b = 4
Dan deel je door het getal voor de letter, dus delen door 2
Dan heb je b = 2
1 blokje weegt dus 2

Slide 25 - Diapositive

7b + 4 = 3b + 20
Wat is de oplossing voor b?
A
b = 4
B
b = 7
C
b = 10
D
b = 16

Slide 26 - Quiz

Ik ga je werk bekijken en als je teveel fout hebt dan..........  !!!

Slide 27 - Diapositive