Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
M3 Week 47
herhaling grammatica
uitleg schrijven 4.4
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen grammatica 1.7
1. Je weet wat samengestelde zinnen zijn en je kunt ze herkennen
2. Je weet wat hoofd- en bijzinnen zijn en je kunt ze benoemen
3. Je weet wat voegwoorden zijn en je kunt ze gebruiken
Slide 2 - Diapositive
Waar of niet waar? Een samengestelde zijn heeft meer dan één persoonsvorm.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quiz
Waar of niet waar? Een samengestelde zin kan niet uit méér dan twee zinnen bestaan
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Waar of niet waar? In de volgende zin staat de dubbele zinsdeelstreep op de juiste plek. Ik wil niet naar gym want // ik ben mijn gymtas vergeten.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Maak van de twee zinnen een samengestelde zin met behulp van een voegwoord. Wil je liever gamen? Zullen we een film kijken?
Slide 6 - Question ouverte
4.4 Schrijven en formuleren
In deze paragraaf leer je:
een reclame schrijven;
een slogan bedenken.
Slide 7 - Diapositive
Welke reclame in een krant, tijdschrift of op een billboard vind je erg goed?
Slide 8 - Question ouverte
Reclameteksten
Slide 9 - Carte mentale
Reclameteksten
trek de aandacht met de lay-out of opmaak
schrijf voor de doelgroep die je wilt bereiken
beslis wat je belangrijkste boodschap is
zorg dat je weet wat de doelgroep wil of nodig heeft en richt je er in je tekst op
schrijf vanuit de doelgroep en niet vanuit jezelf
zorg voor een pakkende tekst. Trek met woorden aandacht.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Een goede slogan:
Is kort en krachtig: Hallo Jumbo.
Is makkelijk te onthouden: 100% BOB, 0% op.
Belooft een voordeel: Even helemaal weg.
Past alleen bij jouw product: Heerlijk Helder Heineken.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
weektaak 47
M. Schrijven 4.4 opdracht 2, 4 en 7
M. Test jezelf 4.5 Woorden
(heb je een goed voor Test jezelf dan hoef je de opdrachten niet te maken, anders maak je opdracht 3, 5, 7, 8, 10 en 13)
Slide 14 - Diapositive
Grammatica herhalen 2.7
Je kunt in een zin de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling herkennen en benoemen.
Slide 15 - Diapositive
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Vanmorgen hing Karin de reclamebordjes op.
Slide 16 - Question ouverte
Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin: Vanmorgen hing Karin de reclamebordjes op.
Slide 17 - Question ouverte
Wat is het onderwerp in de volgende zin: Vanmorgen hing Karin de reclamebordjes op.
Slide 18 - Question ouverte
Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin: Vanmorgen hing Karin de reclamebordjes op.
Slide 19 - Question ouverte
Wat is de bijwoordelijke bepaling in de volgende zin: Vanmorgen hing Karin de reclamebordjes op.
Slide 20 - Question ouverte
Vul de zin aan met een meewerkend voorwerp. De kraamverzorgster stelde een vraag ...
Slide 21 - Question ouverte
Vul de zin aan met een lijdend voorwerp. Het baby'tje pakte ...
Slide 22 - Question ouverte
Vul de zin aan met een bijwoordelijke bepaling. De moeder baadde de baby ...
Slide 23 - Question ouverte
Vul de zin aan met een onderwerp. … geeft hem het speentje.