Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
NN 3 - LEZEN 1 EN 2 EN 3
Leesboek!!!!!!
timer
10:00
1 / 36
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Cette leçon contient
36 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
120 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Leesboek!!!!!!
timer
10:00
Slide 1 - Diapositive
NN H3 - LEZEN 1 EN 2
VASTE TEKSTSTRUCTUREN
Je herhaalt wat
leesstrategieën
zijn.
Je herhaalt
tekstverbanden en signaalwoorden
Je kan vaste
tekststructuren
herkennen.
Slide 2 - Diapositive
Leesstrategieën
Je kent 4 leesstrategieën:
oriënterend lezen
globaal lezen
precies lezen
zoekend lezen
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
hele tekst lezen
onderwerp vd tekst vinden
scannen voor bepaalde info
wat voor soort tekst is het
oriën-terend lezen
lezen
globaal lezen
precies lezen
zoekend lezen
Slide 6 - Question de remorquage
Leesstrategieën
Je kent 4 leesstrategieën:
oriënterend lezen
(onderwerp van de tekst vinden)
globaal lezen
(wat voor soort tekst is het)
precies lezen
(hele tekst lezen)
zoekend lezen
(scannen voor bepaalde info)
Slide 7 - Diapositive
Vaste tekststructuren
De meeste teksten bestaan uit
inleiding
middenstuk
slot
Slide 8 - Diapositive
Vaste tekststructuren
Die driedeling kun je terugzien in verschillende
vaste tekststructuren
Er zijn er veel, jullie moeten er
7
kennen
Slide 9 - Diapositive
1. aspectenstructuur
De
aspectenstructuur
geeft verschillende kenmerken van het onderwerp
Voorbeeld:
recensie
Voor
inleiding
onderwerp
middenstuk
diverse aspecten van het onderwerp
slot
samenvatting
Slide 10 - Diapositive
2. verleden/heden/toekomststructuur
De
verleden/heden/toekomststructuur
geeft een vergelijking tussen vroeger en nu
Voorbeeld:
Geschiedenis van Nederland 1921-2021
Voor
inleiding
onderwerp
middenstuk
situatie vroeger - situatie nu
slot
conclusie of situatie in de toekomst
Slide 11 - Diapositive
3. voor- en nadelenstructuur
De
voor- en nadelenstructuur
geeft verschillende kanten van een onderwerp
Voorbeeld:
Wel of geen kortere zomervakantie?
Voor
inleiding
onderwerp, vraag of stelling
middenstuk
voor- en nadelen
slot
afweging
Slide 12 - Diapositive
4. vraag/antwoordstructuur
De
vraag/antwoordstructuur
beantwoordt een vraagstuk in de tekst
Voorbeeld:
Hoe verzorg je een hond?
Voor
inleiding
vraag
middenstuk
antwoorden
slot
samenvatting
Slide 13 - Diapositive
5. argumentatiestructuur
De
argumentatiestructuur
beantwoordt een vraagstuk in de tekst
Voorbeeld:
betoog, debat
Voor
inleiding
standpunt
middenstuk
argumenten voor en tegen
slot
herhaling stelling
Slide 14 - Diapositive
6. probleem/oplossingstructuur
De
probleem/oplossingstructuur
biedt een oplossing voor een probleem
Voorbeeld:
Stikstof verminderen in Nederland
Voor
inleiding
probleem
middenstuk
gevolgen/oorzaken/oplossingen
slot
de beste oplossing
Slide 15 - Diapositive
7. verklaringsstructuur
De
verklaringsstructuur
verklaart een bepaald verschijnsel
Voorbeeld:
Waarom draait de aarde om de zon?
Voor
inleiding
bepaald verschijnsel
middenstuk
kenmerken/voorbeelden
slot
samenvatting
Slide 16 - Diapositive
Kortom, ook al is alcohol niet gezond, het kan wel voor hele leuke avonden zorgen.
A
verklaringsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
vraag/antwoordstructuur
D
voor/nadelenstructuur
Slide 17 - Quiz
In de volgende alinea worden de geschiedenis, de topografie en de cultuur van Spanje besproken.
A
verklaringsstructuur
B
aspectenstructuur
C
verleden/hedenstructuur
D
voor/nadelenstructuur
Slide 18 - Quiz
Het vieren van Sinterklaas is door de jaren heen erg veranderd in de Nederlandse cultuur.
A
verklaringsstructuur
B
aspectenstructuur
C
verleden/hedenstructuur
D
voor/nadelenstructuur
Slide 19 - Quiz
Isaac Newton heeft in verschillende stukken geschreven over het fenomeen zwaartekracht.
A
verklaringsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
vraag/antwoordstructuur
D
voor/nadelenstructuur
Slide 20 - Quiz
Nederland moet minder vlees eten, maar de boeren moeten nog wel een inkomen houden, bv. door champignonteelt.
A
verklaringsstructuur
B
argumentatiestructuur
C
probleem/oplossingstructuur
D
voor/nadelenstructuur
Slide 21 - Quiz
Dit document geeft tips over wat je allemaal moet doen om een huis te kunnen kopen.
A
vraag/antwoordstructuur
B
aspectenstructuur
C
verleden/hedenstructuur
D
voor/nadelenstructuur
Slide 22 - Quiz
NN 3 - LEZEN 3
ARGUMENTATIESTRUCTUREN
Je herhaalt wat
feiten/meningen/argumenten
zijn
Je kan
argumentatiestructuren
herkennen.
Slide 23 - Diapositive
feit
mening / standpunt
argument
waarmee je iets onderbouwt
iets wat waar of niet waar is
wat iemand vindt
Slide 24 - Question de remorquage
feiten/meningen/argumenten
Feiten:
kun je controleren (is het waar / niet waar?)
Meningen:
iets wat iemand vindt (eens of oneens zijn)
Argumenten:
uitleg waarom iemand iets vindt (signaalwoorden: want, omdat, namelijk...)
Slide 25 - Diapositive
Het Vituscollege heeft 2 gymzalen.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 26 - Quiz
Het Vituscollege staat op een mooie plek,
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 27 - Quiz
want er staan veel bomen rondom de school.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 28 - Quiz
Staat hier een feit, mening of argument?
Ik vind 'The Cell' een spannende film.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 29 - Quiz
Staat hier een feit, mening of argument?
Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
Slide 30 - Quiz
argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie:
schrijver gebruikt
1 argument
Zomervakantie moet korter want leerlingen vergeten anders alles wat ze geleerd hebben.
Slide 31 - Diapositive
argumentatiestructuren
Meervoudige argumentatie:
schrijver gebruikt 2 of meer argumenten
Zomervakantie moet korter want leerlingen vergeten anders alles wat ze geleerd hebben en ouders kunnen niet zoveel vrij krijgen.
Slide 32 - Diapositive
argumentatiestructuren
onderschikkende argumentatie:
schrijver gebruikt
argumenten die andere argumenten ondersteunen
Zomervakantie moet korter want leerlingen vergeten anders alles wat ze geleerd hebben omdat ze dan heel lang geen les hebben gehad.
Slide 33 - Diapositive
Ik zwem liever in het zwembad dan in de zee, want dat vind ik schoner.
A
enkelvoudig
B
meervoudig
C
onderschikkend
Slide 34 - Quiz
Ik zwem liever in het zwembad dan in de zee, want dat vind ik schoner, omdat er geen vissen zijn.
A
enkelvoudig
B
meervoudig
C
onderschikkend
Slide 35 - Quiz
Ik zwem liever in het zwembad dan in de zee, want dat vind ik schoner en er zijn betere faciliteiten.
A
enkelvoudig
B
meervoudig
C
onderschikkend
Slide 36 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
H1-1 LEZEN Vaste tekststructuur & Leesstrategie
Septembre 2021
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3H en 3V NN 3 - LEZEN 1 EN 2 EN 3
Octobre 2022
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
NN 3 - LEZEN 1 EN 2 EN 3
Août 2022
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
H1-1 LEZEN Vaste tekststructuur & Leesstrategie
Août 2023
- Leçon avec
36 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
NN 3 - LEZEN 1 EN 2 EN 3
Mars 2022
- Leçon avec
34 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
V3 lezen H1, H2 en H3: vaste tekststructuren + argumentatie
Septembre 2023
- Leçon avec
45 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
argumentatie 2
Octobre 2024
- Leçon avec
30 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
H3 lezen - argumentatie
Septembre 2021
- Leçon avec
32 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3