4M les 2

4M  les 2
Lesson 1
The Birds of Azalia Street
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

4M  les 2
Lesson 1
The Birds of Azalia Street

Slide 1 - Diapositive

Deze les
Lesson 1
Horrorstories 

Slide 2 - Diapositive

Lesson 1 Unit 1
We will do 1 to 6 together then some grammar
-who and which
if-sentences
and finish the lesson

Slide 3 - Diapositive

Relative clauses WHO - WHICH  
Dutch: betrekkelijke voornaamwoorden 

I play tennis with Henk 
Henk lives in Nijkerk
I play tennis with Henk, who lives in Nijkerk 



Slide 4 - Diapositive

The man ... is wearing a blue sweater is working in the garden
A
who
B
which
C
that
D
X

Slide 5 - Quiz

WHO - WHICH 
Who - als het op personen slaat 
Which - als het op dieren/dingen slaat 

Slide 6 - Diapositive

Ashley is the girl ... I met on Friday.
A
who
B
which

Slide 7 - Quiz

Jantje likes hamburgers ... are hot
A
who
B
which

Slide 8 - Quiz

Conditionals


Conditionals zijn voorwaardelijke zinnen: als ..... , dan ......
Een conditional sentence bestaat uit twee delen, een hoofdzin en een zinsdeel met if.

Slide 9 - Diapositive

First conditional

Slide 10 - Diapositive

First Conditional
Vorm: bij de first conditional gebruik je verschillende tijden in de twee zinsdelen. Bij if gebruik je de Present Simple en in het andere zinsdeel will + een werkwoord.

Gebruik: als het best waarschijnlijk is dat iets gaat gebeuren, nu of in de toekomst.

Slide 11 - Diapositive

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* "If-clause", het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
Hier: study

Slide 12 - Diapositive

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
Hier: will pass

Slide 13 - Diapositive

If - sentences (first conditional)
If you study well,
you will pass the test. 
voorwaarde
waarschijnlijk gevolg
* In dit zinsdeel gebruik je altijd will + een werkwoord
  will pass

* If-zin, het zinsdeel waar if in staat.
* In dit zinsdeel gebruik je altijd de present simple
  study

Slide 14 - Diapositive

If - sentences (first conditional)
Onthoud: if en 'will' gaan niet samen.
If you will study well, you will pass the test.

if + present simple
If you study well, 
will + ww.
you will pass the test.
will + ww.
You will pass the test,
if + present simple
if you study well

Slide 15 - Diapositive

First conditional:
If I ... (have) enough money, I ... (buy) new shoes.
A
have - will buy
B
will have - buy
C
have - buy
D
will have - will have

Slide 16 - Quiz

First conditional:
If she .......(not listen), I ............(call) the security
A
don't listen/will call
B
didn't listen/ will call
C
doesn't listen/will call
D
doesn't listen/ won't call

Slide 17 - Quiz

First conditional:
If I ... (win) the lottery, I ... (treat) myself with a new car.
A
will win - will treat
B
win - will treat
C
win - treat
D
will win - treat

Slide 18 - Quiz

First conditional:
I ... (stay) home, if it ... (rain)
A
stay - will rain
B
stay - rains
C
will stay - rains
D
will stay - will rain

Slide 19 - Quiz

Vul in First Conditional:
If I ... (see) Mary, I ... (tell) her.

Slide 20 - Question ouverte

Vul in First Conditional:
If you ... (work) hard, you ... (get) rich.

Slide 21 - Question ouverte

Vul in First Conditional:
Their teacher ... (to be) sad if they ... (not - to pass) their exam.

Slide 22 - Question ouverte

Grammar practise
Now finish excercises 7 and 8. When done do practise more!

Slide 23 - Diapositive

Four Short Stories

❖ 1. The Landlady - Roald Dahl
❖ 2. The birds of Azalea Street - Nova Ren Suma
❖ 3. In the forest dark and deep - Carrie Ryan
❖ 4. M - Stefan Bachmann




Slide 24 - Diapositive

Kenmerken Kort Verhaal
(characteristics short story)
1. Er zijn weinig personages, meestal 1 tot 3.
2. De karakters zijn ‘plat’; ze worden niet uitgewerkt, geen uitgebreide psychologische beschrijvingen.
3. Het verhaal speelt zich af in een korte tijd, in één ruimte en op één plaats.
4. Er wordt minimale achtergrondinformatie gegeven bijv. over de ruimte waar of het tijdperk waarin het verhaal zich afspeelt.
5. Er is één verhaallijn.
6. Het einde komt plotseling en geeft het verhaal een onverwachte wending (twist).








Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Lien

Homework
Finish the story at home and do the excercises

Slide 28 - Diapositive